Auteursarchief: eric gijssen

10. Nicaragua in tijden van ebola, dengue en chikungunya

Ook Nicaragua is in de ban van ebola. Op de internationale luchthaven Augusto César Sandino worden alle passagiers die er zojuist zijn geland, gescand met een warmtecamera. Maar de regering hier maakt zich meer zorgen over dengue en chikungunya, een ziekte die zoals malaria en dengue door muggen wordt overgebracht. Midden in het regenseizoen broeden hier overal muggen. Griep en virussen heersen in de stad en op het platteland. De overheid zet de grote middelen in om de ziektes te bestrijden, vooral ook op het vlak van preventie en informatie.

Het grondpersoneel en de douanebeambten op de nationale luchthaven hebben allemaal een mondkapje voor en plastic handschoenen aan. Al is er – zoals overal ter wereld – altijd wel één die het mondkapje losjes rond zijn nek heeft hangen. Meestal een man. Door de dagelijkse stroom onheilsberichten, zijn ebola en chikungunya hier het gesprek van de dag. Maar paniek lijkt er niet te zijn. Er wordt rustig de tijd genomen voor de controles. Reizigers ondergaan het gelaten. Het is hier bovendien drukkend heet in Managua, tussen de buien door.

Twee boomlange zwarte Nicaraguanen – ze spreken het creoolse Engels uit Bluefields, aan de Caraïbische oostkust van Nicaragua – nemen voor de grap een selfie voor een grote poster met informatie over ebola. Medepassagiers denken misschien dat ze zojuist zijn gearriveerd uit Conakry of Monrovia. Maar de Nicaraguaanse beambten maken geen enkel onderscheid: iedereen die het land binnenkomt – blank of zwart, Nicaraguaan of ‘gringo’ – kan ebola binnenbrengen. Of chikungunya. Dat is een virusziekte die dodelijk kan zijn en die sinds begin dit jaar regelmatig in de regio opduikt. Eerst was er een uitbraak in de Dominicaanse republiek en momenteel heerst er een ware epidemie in El Salvador. Daar zijn inmiddels tienduizenden gevallen van chikungunya. Hier in Nicaragua staat de teller op 71. Zoals voor malaria en dengue, bestaat er voor chikungunya geen vaccin. De ziekte wordt op de mens overgebracht door dezelfde muggen die ook dengue verspreiden.

Net als elders in de wereld kun je je afvragen hoe effectief de controles zijn. Chikungunya heeft een incubatietijd van 2 tot 10 dagen: iemand die het land binnenkomt en geen enkel teken van de ziekte vertoont, kan wel degelijk al besmet zijn. Het grote gevaar blijft echter dengue, wat bij ons de griezelige naam knokkelkoorts heeft. Sinds het begin van het jaar zijn er hier 1574 bevestigde besmettingen. De mug die de ziekte overbrengt, steekt ook overdag.

Doordat er hier in mijn wijk tussen 6 uur ‘s morgens en 5 uur ‘s avonds geen water uit de kraan komt, moet iedereen water opslaan in tanks, emmers en pannen. Wanneer die niet goed zijn afgedekt, zijn ze de gedroomde plek voor de muggen om hun eitjes te leggen. Stilstaand open water is dus taboe. Nu – op het hoogtepunt van het regenseizoen – staan er ook regelmatig plassen water (en modder) in straten en tuinen. Ook daar maken de muggen gretig gebruik van.

Medewerkers van het Ministerie van Volksgezondheid – het MINSA – gaat stad en land af om bij de mensen thuis de situatie te bekijken. Ze geven tips, soms met lichte dwang. Om ongebruikt water te verversen. Of afval en rommel op te ruimen. In het huis waar ik woon gaven ze de raad om de struiken in de tuin flink uit te dunnen. En natuurlijk zou iedereen moeten slapen onder een muskietennet, wat niet altijd gebeurt: die hangen ze hier voornamelijk op voor kleine kinderen en gringo’s. Die muskietennetten helpen ook niet tegen de muggen die overdag steken.

In wasbakken en watertanks worden korrels ‘abate‘ gegooid: een chemisch product van BASF dat de insectenlarven in het water doodt. Wat het precies is, weten de meeste mensen niet. Maar iedereen laat het netjes in zijn water droppen.

Hetzelfde geldt voor een andere preventieve maatregel: medewerkers van het MINSA komen de huizen en tuinen regelmatig ontsmetten. ‘Fumigar’, heet dat hier. Het verdrijft de muggen en ook eventuele kakkerlakken en schorpioenen worden uit hun holen gerookt.
Fumigar is een heel evenement. Een colonne jonge mannen zwermt door de wijk met grote blazers. Een soort kerosine-bazookas. De motoren van de apparaten maken een hels lawaai. De mannen – die ik voor het gemak maar ‘fumigasten’ zal noemen – dragen enkel een mondkapje. Hun neus en oren zijn onbedekt. Één van hen – een klein en tenger manneke – bezwijkt bijna onder het gewicht van zijn ‘wapen’. Die bestaan in verschillende types: sommige trek je op gang alsof het een motorzaag is. Aan de achterzijde hangt een kerosinetank. Er lijkt enkel een beetje lucht met een geurtje uit te komen. Een benzinegeurtje dat overigens lang blijft hangen.

Het kan gebeuren dat ze de bewoner van het huis vragen de rookblazer op gang te trekken, wanneer de fumigast in kwestie wat is achtergebleven op de groep en er geen collega meer in de buurt is om voor hem aan het koortje te trekken. De bewoner zet alle ramen en deuren open en maakt zich uit de voeten. Op de weg naar buiten wordt oma nog in de rolstoel meegevoerd. Over de vraag of de hond, de kat en de papegaai ook mee naar buiten moeten, verschillen de meningen. Sommigen dekken de vogelkooi af met een doek. Anderen nemen de wijk met hun groene gaai op de schouder. Honden – hier zelden gehouden als gezelschapsdier maar eerder als waakhond – worden aan de ketting gelegd, zodat ze de fumigasten niet naar de keel zouden vliegen.

De laatste dagen worden de woningen hier dagelijks ‘gefumigeerd’. Tijdens het ritueel verzamelen de buren zich op straat voor hun huizen. De ideale manier voor mij om mijn vele buren hier een beetje beter te leren kennen. De sfeer is gezellig en uitgelaten.
Ondertussen worden onze huizen bestookt met een ander type rookblazer. Met een enorme ijzeren uitlaatpijp zien ze er vervaarlijk uit. De kerosinetank is niet zichtbaar, maar ze zijn in staat om enorm veel rook te produceren. Witte pluimen stijgen op uit alle hoeken en gaten van de huizen en dwalen door de straten. De wijk hult zich razendsnel in een dikke mist. De bewoners op straat weten met zekerheid: als ze hier dagelijks komen spuiten, zijn er mensen met dengue en/of chikungunya in de wijk. Wanneer ze – zoals vandaag – zelfs ‘s avonds om 7 uur nog eens passeren, weet één van de buren met stelligheid te zeggen: er is hier in de wijk vast iemand overleden aan dengue.

Iedereen vertelt je hier ook in welk huis er een zieke zou zijn. Hebben ze gehoord. Ze wijzen je dan wel allemaal een ander huis of een andere persoon aan. Ook geruchten gaan hier als een lopend virus door de wijk. De fumigasten draaien ondertussen overuren. Nadat de colonne onze wijk heeft doorkruist, wordt ze nog gevolgd door een wagen met een superkanon in de achterbak die de straat en de bomen nog eens uitrookt.

Medewerkers van verschillende gezondheidscentra gaan overdag de huizen langs om navraag te doen naar eventuele zieken. Heeft iemand hoofdpijn, koorts of andere symptomen? Er wordt geen risico genomen en wie zich enigszins niet lekker voelt, mag mee voor een bloedonderzoek. Een Italiaan die bij ons in huis woont, kwam ziek terug uit de noordelijke provincie Chinandega. Hij mocht, samen met de moeder des huizes, een nachtje mee ter observatie in de kliniek Francisco Buitrago. Ze werden de volgende dag met een ambulance weer thuis afgeleverd. Dengue of chikungunya hebben ze niet, maar de ambulance arriveerde precies in de drukte van het dagelijkse fumigar-ritueel. Met de dwalende rookpluimen, blaffende honden, de mannen met hun rookbazookas en de lichte chaos op straat, leek het even een scène uit een film, inclusief massafiguratie.

Nu maar hopen dat presidentsvrouw Rosario Murillo in haar dagelijkse toespraak op Radio Ya – waarin ze uitgebreide informatie geeft over de stand van zaken rond dengue en chikungunya in Nicaragua – even wil melden dat ons huis in de wijk Larreynaga NIET besmet is.

Voor een arm land als Nicaragua, is de inzet van middelen en medewerkers indrukwekkend. Verplegers van het wijkgezondheidscentrum komen eventuele zieken dagelijks bezoeken om te kijken hoe het met hen gaat. Bij vermoedens van dengue of chikungunya worden herhaalde bloedstalen afgenomen. Dengue is er hier in Nicaragua altijd al geweest. Maar een dergelijke inzet van middelen en mensen – vooral ook in de armere wijken, waar mensen dichter op elkaar wonen en ook de muggen vrijer spel hebben – heb ik hier nog niet eerder gezien. Het is dan ook opvallend dat de regering op dit vlak weinig kritiek krijgt, ook niet van de binnen- en buitenlandse criticasters die normaal gezien op alles wat de FSLN-regering doet, kritiek hebben.

9. Voedselspeculatie met rode en zwarte bonen in Nicaragua

Een week geleden schreef ik over de hoge prijzen van rode bonen hier in Nicaragua. De regering lanceerde het programma ‘Frijol Solidario’, maar voorlopig heeft dat nog niet veel invloed op de prijzen van de bonen op de markt. De oppositiekranten laten het thema niet los en lanceren hier dagelijks berichten waarmee ze de regering beschuldigen van dubbelspel. Bewijzen daarvoor geven ze niet.

Vandaag passeert er een geluidswagen door onze straat: in de wijk El Eden – die aan onze wijk grenst – worden deze ochtend bonen verkocht in het kader van het regeringsprogramma ‘Frijol Solidario’. De prijs is zelfs wat lager dan de afgelopen weken: 15 Córdobas (C$) per libra, in plaats van 16. In de markten van Managua is de prijs ondertussen nog wat gestegen: daar betaal je al 24 C$ per libra.*

Het is een kleine wandeling, maar het loont de moeite. Martha – de dochter van de familie bij wie ik inwoon – koopt 4 libras. Ze betaalt daarvoor 60 Córdobas, in plaats van de 96 C$ die ze zou betalen in de markt. Een besparing van maar liefst 36 C$, oftewel: 37,5%! Voor die 36 C$ koop je hier bijvoorbeeld 1½ liter melk, of 2½ libras rijst, of 18 tortillas…

Het is geen stormloop in de wijk El Eden. Nochtans is de vrachtwagen gemakkelijk te lokaliseren, want via een geluidsinstallatie klinkt muziek en een wervende boodschap om de bonen te komen kopen. Maar sommige mensen – die geen aanhanger zijn van de sandinistische regering – kopen deze bonen liever niet. Ze willen Daniel Ortega niet rijker maken dan hij al is, zo zeggen ze. Van de familie Ortega-Murillo wordt hier vaak beweerd dat ze multimiljonair zijn.

Los van politieke motieven is de oplossing van de meeste Nicaraguanen: minder rode bonen eten. Als ze het geluk hebben dat de solidaire karavaan in de buurt passeert, kunnen ze goedkopere bonen kopen, maar: dat is niet alle dagen en je weet vooraf ook niet welke dag het zal zijn.

Ook de boeren zitten met hun handen in het haar. Ze weten niet meer goed welke variëteit van bonen ze moeten verbouwen met de beste garantie op een goede prijs na de oogst. De rode bonen (frijol rojo) zijn het basisvoedsel van de Nicaraguanen, maar de prijs die de boeren krijgen betaald is erg laag: 5 of 6 Córdobas per libra. Terwijl de prijs in de markt dus is gestegen tot 24 C$!

De zwarte bonen (frijol negro) zijn een alternatief, maar dan vooral voor de export. De Nicaraguanen zelf eten ze niet graag. Venezuela – de grootste afnemer van zwarte bonen – kocht het afgelopen jaar echter een stuk minder bonen in Nicaragua. Voor de boeren een grote tegenvaller in hun inkomsten.

Boven de hoofden van de consumenten en de boeren speelt zich een smerig spel af waarbij alle betrokken partijen proberen politieke of financiële munt te slaan uit de situatie.

Oppositiekrant La Prensa steekt in haar berichtgeving elke dag een tandje bij en de toon wordt steeds minder journalistiek. Waar de afgelopen weken dingen werden gesuggereerd, worden nu de ‘schuldigen’ met naam genoemd: het echtpaar Daniel Ortega-Rosario Murillo en de Venezolaanse regering onder leiding van Nicolas Maduro.

De berichten draaien rond drie beschuldigingen:

  • De inspecteurs van het ministerie van voeding (MIFIC) treden niet op tegen de speculatie en gedogen daarmee de stijgende prijs in de markten
  • De voornaamste speculant is de regering zelf, die de grootste hoeveelheden bonen achter de hand houdt in haar magazijnen van ENABAS – een soort voedselbank van de overheid, die voedingsmiddelen verkoopt aan solidaire prijzen. Vervolgens biedt de overheid – als alternatief – goedkopere bonen aan via haar programma ‘Frijol Solidario’, om zo de sympathie van haar kiezers te winnen
  • Het eigenlijke doel is een dalende productie van rode bonen, zodat Nicaraguaanse boeren zouden overschakelen op de teelt van zwarte bonen, die dan aan een vriendenprijs verkocht kunnen worden aan Venezuela. Dit in het kader van de solidariteit tussen de landen van de ALBA

Een lezer van La Prensa – ‘David’ – voegt daar nog een beschuldiging aan toe:

  • Omdat Venezuela het afgelopen jaar minder zwarte bonen kocht dan beloofd, blijven de boeren en handelaars met een overschot zitten. En nu wil de regering de arme Nicaraguanen die zwarte bonen – die ze niet gewend zijn om te eten – door de strot duwen, om toch nog een afzetmarkt te hebben. Daarvoor wordt de prijs van de rode bonen kunstmatig hoog gehouden
  • De eigen kiezers van het FSLN worden ondertussen gepaaid met de solidaire frijol

Wat speelt er achter de schermen?

De buurlanden

In Costa Rica is er momenteel een tekort aan rode bonen. Ze zouden bonen uit Nicaragua kunnen importeren, maar de regering in San José besloot onlangs de grens te sluiten voor de Nicaraguaanse ‘frijol rojo’: deze zou vervuild zijn. De producenten hier bestrijden dit en vragen zich af waarom landen als El Salvador, Guatemala en Honduras de Nicaraguaanse bonen dan wél blijven kopen. Ze hopen dat Costa Rica zich soepeler zal opstellen nu er daar nood is aan extra rode bonen. De bonen uit Nicaragua zijn goedkoper en daarmee een geduchte concurrent voor de eigen Costa Ricaanse bonen.

De producenten en handelaars

De Nicaraguaanse producenten willen hun bonen graag in het buitenland verkopen: daar liggen de prijzen relatief hoger dan in Nicaragua, wat voor hen betekent: meer winst. Op zich is er in Nicaragua voldoende rode frijol om ook een deel te exporteren: in de afgelopen cyclus werden er 4,6 miljoen quintales verbouwd, terwijl de lokale markt maar 3 miljoen quintal vraagt.

De handelaars in rode bonen hebben er dus belang bij minder te verkopen in Nicaragua en meer over te houden voor de export. Zij verkopen ook liever aan landen als Costa Rica – die een hogere marktprijs betalen – dan aan Venezuela – waar een vriendenprijs wordt onderhandeld binnen de ALBA.

De regering

Volgens Orlando Solórzano – de Nicaraguaanse minister van Voeding, Industrie en handel (MIFIC) zijn er het dit jaar echter minder rode bonen geëxporteerd dan in voorgaande jaren. Er zou dus minder vraag zijn in het buitenland. Hij beschuldigt (tussen-)handelaars ervan te speculeren met de rode bonen in de hoop op meer winst in het buitenland. Zijn ministerie zal dit actief onderzoeken en eventueel misbruiken aanpakken, zo zegt hij. Het is echter de vraag of dit ook daadwerkelijk zal gebeuren, want in dezelfde verklaring zegt hij dat “we niet moeten vergeten dat we een open land zijn, waar mensen vrij kunnen importeren en exporteren”.

In de jaren ’80 legde de Sandinistische regering de prijs van vele voedingsmiddelen vast, maar dat is ze nu niet van plan en het zou in de huidige context ook niet meer kunnen. Ze probeert nu de prijs van de rode bonen onder controle te krijgen door parallel haar solidaire bonen aan te bieden. Aanvankelijk leek de prijsstijging in de markten stil te vallen, op sommige plaatsen werden zelfs weer bonen verkocht voor 19 C$ in plaats van 22 C$ per libra. Maar de afgelopen week kroop de prijs verder omhoog naar 24 C$ en op sommige plaatsen zelfs 26 C$.

Ondertussen raadt minister Solórzano de Nicaraguanen aan om zwarte bonen te gaan eten, want die kun je kopen voor de helft van de prijs van de rode bonen. Veel bijval krijgt hij niet: de Nicaraguanen hebben niet de gewoonte veel zwarte bonen te eten en voor de meeste mensen hier geldt: wat ze niet kennen eten ze liever niet.

De oppositiepartijen

Het heeft even geduurd, maar er zijn inmiddels ook straatprotesten. Voor volgende week worden er meer aangekondigd. De organisatoren zijn politieke partijen zoals het MRS. De demonstranten eisen een eerlijke prijs voor de frijol rojo. Op één van de pancartes staat te lezen, refererend aan de minister van voeding en zijn zwarte-bonen-advies: “Minister van MIFIC, je bent geen diëtist, zoek liever de voedselspeculanten, ze zitten en El Carmen”. El Carmen is de wijk waar Daniel Ortega woont met zijn familie.

Ondertussen in La Prensa…

De krantenkoppen in La Prensa waren aanvankelijk min of meer neutraal: “MIFIC raadt aan om zwarte bonen te eten” en “Regering wordt gevraagd meer bonen op de markt te brengen”.
Maar de afgelopen dagen wordt de toon scherper en directer: “Maduro speelt mee in de bonencrisis” luidt het nu. In het artikel schrijft de krant dat “de prijs van el ‘rojito’ [de rode boon] hoog blijft, omdat het MIFIC niet optreedt tegen de speculanten”.

Om de Nicaraguanen extra bang te maken, kopt de krant zelfs dat het punt is bereikt waarop de Nicaraguaan helemaal geen ‘gallo pinto’ (rijst met bonen) meer zal kunnen eten. Vergeet je gallo pinto maar, is de boodschap.

*: 1 libra is ongeveer 0,45 kilogram, 1 quintal zijn 100 libras oftewel: ± 45 kg

8. Frijol Solidario

Managua, Nicaragua, 29 mei 2014

Frijoles. Rode bonen. Ze behoren in Nicaragua tot de basisingrediënten van de dagelijkse voeding. Op enkele maanden tijd is de prijs van rode bonen hier meer dan verdubbeld. De hevige regenval eind 2013 is maar een deel van de verklaring. Er wordt duidelijk gespeculeerd met de voorraden en de prijs.
De Sandinistische regering reageert met het programma ‘Frijol Solidario’. Brigades trekken van wijk naar wijk om er bonen te verkopen aan een lagere prijs dan in de markten. De arme inwoners van Managua zijn erg tevreden met het initiatief, maar zoals altijd is er ook kritiek en beschuldigen sommigen de regering zelfs van dubbelspel.

Nicaraguanen kopen hun bonen en andere producten per libra: 1 libra is ongeveer 0,45 kilogram. De afgelopen maanden is de prijs van de rode ‘frijol’ hier gestegen van 10 naar 22 Córdobas, en op sommige plaatsen zelfs 25 Córdobas: meer dan een verdubbeling van de prijs. 25 Córdobas is ongeveer 1 dollar. Een aanzienlijke prijs, als je weet dat sommige gezinnen hier een dagbudget hebben van slechts 1 à 2 dollar.

Het is allemaal een kwestie van vraag en aanbod, zo zegt de theorie. Maar er is vraag én er is aanbod. Doordat er in de landen van Midden-Amerika – een regio van boneneters – verschillende periodes zijn om de bonen te zaaien en te oogsten, kunnen tijdelijke tekorten in het ene land worden opgevangen met import uit het andere land.

Nicaragua is de grootste producent van rode bonen in deze regio. Één van de drie oogstperiodes is april: er is dus momenteel zeker geen tekort aan bonen. Wel is het zo dat rond Pasen jaarlijks de prijzen stijgen, omdat de mensen meer voedsel inkopen. Semana Santa is hier een hoogtijd, zeg maar het Kerstmis van Latijns-Amerika. Maar op school – in de les economie – leerde ik vroeger dat het spel van vraag en aanbod in de vrije markt leidt tot een eerlijke en evenwichtige prijs: als gevolg van die mooie onzichtbare zelfregulerende hand van de vrije markt…

Maar de prijs van de bonen bleef hier dus enkel stijgen.De oorzaak is de voedselspeculatie door grote en kleine (tussen-) handelaren. Zij houden delen van hun voorraden bonen achter de hand.

De Nicaraguaanse regering neemt nu maatregelen om de getroffen consumenten te steunen: via het programma ‘Frijol Solidario’ (solidaire bonen) kunnen bewoners van de hoofdstad – waar ongeveer de helft van de Nicaraguanen woont en waar de afhankelijkheid van de tussenhandelaren het grootst is – hun bonen kopen aan een vaste prijs van 16 Córdobas per libra.

Via dit programma kan de overheid de prijs nu controleren. De stijging van de prijs in de markt is hiermee ook gestopt en op sommige plaatsen worden er zelfs alweer bonen verkocht aan 19 Córdobas per libra. De regering van Daniel Ortega heeft aangekondigd haar Solidaire Bonen te blijven verkopen in de wijken totdat de prijs op de vrije markt weer naar een aanvaardbaar niveau is gedaald.
Sinds enkele weken trekken de mobiele verkopers dagelijks naar 14 wijken in de hoofdstad. Mooi gespreid over de stad: dagelijks 2 wijken per district. Iedereen mag er bonen komen kopen, ook mensen uit de aanpalende wijken. De regering wil de verkoop eenvoudig en toegankelijk houden.
De verkoop wordt per wijk aangekondigd door een geluidswagen en door leden van de Sandinistische wijkcomité’s die van deur tot deur gaan.
De bonen worden verkocht in zakken van 2 of 5 libras en elke klant mag maximaal 10 libras kopen. Vrouwen die thuis bonen koken (een tijdrovende klus) om ze vervolgens door te verkopen aan hun buren, mogen meer libras kopen. De regering ziet de verkoop van gekookte bonen namelijk als een dienstverlening naar de wijk.

De verkochte aantallen zijn aanzienlijk: ongeveer 30.000 libras per dag in de 14 verkoopspunten. In de eerste week werden al 161 wijken bediend en ongeveer 18.000 families bereikt.

De verkoop gebeurt 7 dagen op 7, want – zo zegt Alcides Altamirano, de coördinator van het programma – “El Gobierno Sandinista no descansa”: de Sandinistische regering rust nooit.

Volgens Alcides Altamirano heeft de regering in de magazijnen van ENABAS voldoende voorraad bonen om het solidariteitsprogramma een tijd vol te houden. ENABAS is een overheidsbedrijf dat los van het programma ‘Frijol Solidario’ al basisvoedingsmiddelen verkoopt aan solidaire prijzen in wijkwinkeltjes.

En dat is meteen één van de kritiekpunten van de tegenstanders, want die zijn er natuurlijk ook. Hoe kan het dat de overheid zulke grote voorraden achter de hand heeft? Zijn ze daarmee niet mede verantwoordelijk voor die prijsstijgingen van de laatste tijd?

De kwatongen – daar zijn ze weer – beweren zelfs dat de overheid bewust onder één hoedje speelt met de voedselspeculanten, om vervolgens de reddende engel te spelen en de bevolking een goedkopere rode boon aan te bieden voor 16 Córdobas per libra. Een prijs die volgens de critici helemaal niet zo solidair is, want 16 Córdobas is ruim boven de normale prijs van 10 of 12 Córdobas.

In de krant La Prensa schrijft Edmundo Jarquín van oppositiepartij MRS dat enkel mensen gelieerd aan de regering het zich kunnen permitteren om met de rode bonen te speculeren, zonder dat de controleurs van het ministerie van voedsel (MIFIC) hen lastig zouden vallen.
Waarom”, schrijft hij, “brengt de regering deze bonen niet gewoon op de reguliere markt, zodat de prijs kan dalen volgens de logica van vraag en aanbod?” En hij geeft direct zijn antwoord: “Omdat ze politieke propaganda wil voeren rond de basisbehoeften van de mensen” en “omdat ze de bonen liever verkoopt via haar eigen politieke organisaties in de wijken”. Daniel Ortega en zijn vrienden slaan hiermee volgens Jarquín politieke én reële munt uit de situatie.

Zo kennen we de regering van Ortega”, schrijft hij. “Ze creëert eerst zelf het probleem, om daarna naar voren te komen als diegene die de situatie zal oplossen.”

Wat iedereen er ook van denkt, de stijgende prijs van de bonen is geen nieuw probleem: het deed zich ook al voor in 2010 en 2011. Toen reageerde de regering van Daniel Ortega door de export van rode bonen aan banden te leggen, zodat ze beschikbaar bleven voor de binnenlandse markt. Dat bleek echter niet voldoende om de prijs onder controle te krijgen. De president raadde de Nicaraguanen toen nog aan om erwten te eten in plaats van bonen. Hij gaf zelfs een kooktip: de erwten eerst goed koken en daarna aanbakken alsof het rode bonen zijn.
In 2014 kiezen de Sandinisten dus voor een alternatieve aanpak: de Frijol Solidario.

De speculatie met de prijs van de bonen is ook geen specifiek Nicaraguaans probleem. In buurlanden als Guatemala en Honduras verdubbelde de prijs per libra eveneens op korte tijd. En daar zijn de Sandinisten niet aan de macht.

De Nicaraguanen die in de rij staan om hun 2, 5 of 10 libras Solidaire Bonen te kopen zijn in ieder geval zeer tevreden. Ze besparen geld dat ze aan andere zaken kunnen besteden. En bovendien zijn de bonen van goede kwaliteit.
Doña Pastora kocht haar zakjes hier in de wijk Larreynaga en wist mij nadien te vertellen dat ze heerlijk waren: “Se quedan sauvecitos!”, na het koken waren ze heerlijk zacht.
Veel mensen in de rij bedanken daarom persoonlijk hun president Daniel en diens echtgenote Rosario, “die tenminste een hart hebben voor de armen in dit land”.

Naast steun aan de consumenten, heeft de regering ook een programma voor de familiale landbouw: ongeveer 30.000 boeren kunnen in 2014-2015 financiële steun krijgen van 150 tot 170 dollar per manzana (0,70 ha) via CRISSOL, het programma voor de productie van basisvoedingsmiddelen onder het motto van de regering: Cristiano, Socialista y Solidaria. Deze steun maakt het voor de boeren weer iets aantrekkelijker om rode bonen op hun land te verbouwen.

7. Controverse rond preventieve afbraak van gebouwen in Managua

Managua, Nicaragua, 8 mei 2014

Sinds enkele dagen is de gemeente Managua bezig met de afbraak van enkele gebouwen die werden neergezet door politieke tegenstanders van het FSLN van president Daniel Ortega. “Uit voorzorg”, volgens het sandinistische stadsbestuur, omdat de gebouwen beschadigd zijn door de recente aardbevingen. Een politieke provocatie, vinden de tegenstanders.

Al bijna 42 jaar staan er hier in het oude centrum van Managua ruïnes van gebouwen die zijn beschadigd en verlaten sinds de zware aardbeving aan de vooravond van Kerstmis 1972. Managua breidde zich uit naar oost, west en zuid. Uit de puinhopen van het oude centrum ontstond een wirwar van straatjes en steegjes met marktkramen: de Mercado Oriental. In de ruïnes van enkele grotere gebouwen namen arme families hun intrek. Voor geen enkele regering en stadsbestuur leek het een prioriteit om iets aan de situatie te veranderen.

Maar rampen en grote incidenten worden soms toch aangegrepen om veranderingen door te voeren.

In 1998 raasde de orkaan Mitch door Midden-Amerika. De ravage in Nicaragua was enorm en onder andere de arme wijken langs het meer werden zwaar getroffen door overstromingen als gevolg van de zware regenval die op de orkaan volgde. De regering greep de kans om veel van de arme families te evacueren en te verplaatsen naar een nieuwe wijk – heel mooi Nueva Vida geheten – op zo’n 15 km buiten Managua in de gemeente Ciudad Sandino. Daar woonden deze mensen meer dan een jaar onder landbouwplastic in de brandende zon, want schaduw van bomen was er nog niet. De regering van de toenmalig president Arnoldo Alemán – later veroordeeld voor megacorruptie – bouwde pas na geruime tijd kleine huisjes voor deze mensen.

[Arnoldo Alemán stond in 2004 op de 9e plaats in de Top 10 van ‘Most Corrupt Leaders in Recent History’ van Transparency International. Geen geringe prestatie voor een president van zo’n klein en arm land]

Kleine huisjes dus: vier muren met een dak, een voordeur, enkele ramen en verder niets. Toen ik er in 2000 met Franklin – één van de straatkinderen van Quincho Barrilete – op bezoek ging bij zijn moeder, trof ik er een leeg huis aan, waarin de moeder leefde met drie dochtertjes. Er was zelfs geen eten in huis. De meisjes gingen er wel een halve dag naar school, waardoor de moeder niet naar Managua kon gaan om er in de markt te werken. Ze verdiende wat geld door af en toe voor iemand de was te doen. Door mijn komst werd er die dag goed gegeten. De animatoren van Quincho gaven Franklin soms ook wat eten mee voor zijn moeder en zusjes.

Veel van haar buren – die net als de moeder van Franklin aan de kost kwamen als ambulant verkoper in de markt van Managua – moesten opeens dagelijks meerdere bussen betalen om naar hun werk te gaan: een grote hap uit hun dagloon. Al snel bleken velen van hen weer terug te keren naar het oude centrum van Managua, dichtbij hun werkplek.

In 2008 was er een grote brand in de Mercado Oriental. Deze brand brak gelukkig ‘s nachts uit, waardoor er geen slachtoffers zijn gevallen. Maar de schade was enorm. Het toenmalige – sandinistische – stadsbestuur maakte van de gelegenheid gebruik om dat deel van de markt opnieuw op te bouwen: met winkeltjes in plaats van marktkramen, betere electriciteitsvoorzieningen, extra veiligheidsmaatregelen: al blijft het een wirwar van straatjes waarbij je moet hopen dat er nooit een brand of aardbeving komt waarbij de mensen vertrappeld zullen worden wanneer iedereen in paniek uit de markt wil vluchten.

En nu – in 2014 – wordt Nicaragua al wekenlang geteisterd door aardschokken en aardbevingen. Op 10 april j.l. was er een zware beving (6.2 op de schaal van Richter) met epicentrum in het meer van Managua. In de gemeenten Nagarote en Mateare was er veel schade, maar ook op verschillende plaatsen in de nabijgelegen hoofdstad Managua.

Sinds enkele weken is het stadsbestuur van Managua (ALMA) bezig om – 42 jaar na dato – gebouwen af te breken die werden beschadigd en verlaten tijdens de aardbeving van 1972.
Wederom worden families verplaatst naar Ciudad Sandino, dat ondertussen een grote stad is geworden, met directere verbindingen met de hoofdstad, betere voorzieningen en ook meer lokale werkgelegenheid. Maar het blijft de vraag of alle geëvacueerde families daar hun draai zullen vinden.

In eerste instantie was iedereen tevreden (behalve natuurlijk de eeuwige opposanten van het sandinistische stadsbestuur en de sandinistische regering). Totdat vorige week de façade van het gebouw van de Nationale Loterij werd neergehaald. Een ruïne, maar wel één van de laatste overblijfselen van het oude neo-koloniale stadscentrum. In de media kwamen stemmen op die deze façade graag gerestaureerd zouden zien, als onderdeel van de herwaardering van het oude stadscentrum, waarmee toeristen kunnen worden aangetrokken. Maar toen de discussie in de media kwam, lag de façade al tegen de grond.

En deze week deed het stadsbestuur van Managua er nog een flinke schep bovenop. In een noodtempo gingen enkele bouwsels tegen de grond die werden geplaatst door politieke opponenten van de huidige sandinistische bestuurders. De afbraakwerkzaamheden waren al in volle gang toen het volk door woordvoerders van de ALMA werd geïnformeerd.

Binnen een dag bleef er niets over van de vuurtoren bij het Monument van de Vrede, dat Presidente Violeta Chamorro in 1990 inhuldigde, aan het eind van de tienjarige burgeroorlog. In datzelfde jaar had Violeta Chamorro met een brede coalitie het FSLN van Daniel Ortega verslagen in de verkiezingen. In het monument werden vele wapens – zowel van het leger als van de contra-rebellen – in beton begraven. Daarbovenop stond dus een witte vuurtoren als baken van vrede.

Deskundigen van de ALMA ontdekten na de bevingen van de afgelopen tijd scheuren in de toren en besloten dat ze beter preventief zou worden afgebroken.

In 1999 nam één van mijn collega’s bij Quincho Barrilete mij mee naar dit monument, op één van onze tochten door de stad. Een vredesmonument is altijd een mooi idee. Maar toen ik de muur zag waarop Violeta Chamorro een reeks gedenktegels had laten ophangen om bepaalde personen te bedanken voor hun bijdrage aan het herstel van de democratie in Nicaragua, viel mijn mond open van verbazing: de meest opvallende naam was die van George Bush Sr.
Het valt niet te ontkennen dat hij als oud-directeur van de CIA en als vice-president enorm veel werk heeft verzet voor Ronald Reagan om de Contra-rebellen te bewapenen, te trainen en ondertussen het VS-congres te misleiden. Opeens bleek dit vredesmonument een aardige provocatie van Violeta Chamorro, die zichzelf vooral als een soort moederfiguur van alle Nicaraguanen probeerde te profileren.

Vandaag ligt de vuurtoren dus tegen de vlakte. Maar de rest van het monument? De toegang tot het Parque de la Paz is afgesloten. Wanneer ik de bewaker aan de poort vraag wat er is gebeurd met het monument zelf, de in beton gegoten wapens en de herdenkingsplaten, verzekert hij mij dat alles netjes is gespaard en binnenkort weer toegankelijk zal zijn voor het publiek. Door de gaten in het landbouwplastic van de afrastering zie ik vooral een enorme hoeveelheid puin van metaal en beton.

Op televisie verklaart een woordvoerder van de ALMA dat het stadsbestuur op deze plek graag een sporthal met capaciteit van 8000 plaatsen zou bouwen…

Dat is dan weer mooi meegenomen. De trillingen van de aarde maken de weg vrij voor grote bouwplannen (uitgevoerd – zeggen kwatongen – door vriendjes van de Familie Ortega-Murillo) en terloops ook een steek naar politieke tegenstanders.

De tweede steek van de afgelopen dagen is voor Herty Lewites. De Concha Acústica die hij in 2004 liet bouwen als burgemeester van Managua, vertoonde volgens de ALMA ook scheuren en waterschade. En moest dus preventief afgebroken worden. Deze Concha is een groot podium – in de vorm van een schelp – aan de kop van een leeg terrein – de Plaza de la Fe – dat wordt gebruikt voor grote evenementen zoals de jaarlijkse viering van de verjaardag van de revolutie op 19 juli.

Herty Lewites was burgemeester van Managua van 2001 tot 2005, namens het FSLN van Daniel Ortega. Nadien viel hij in onmin bij die partij en was hij zelfs even tegenkandidaat van Daniel Ortega in de presidentsverkiezingen van 2006. Hij maakte enorm veel kans om Ortega te verslaan, maar overleed tijdens de campagne aan een hartaanval (kwatongen beweren – niet bepaald verrassend – dat het geen toeval was en dat hij niet geheel natuurlijk is gestorven).

En om het rijtje compleet te maken: recht tegenover deze Concha Acústica staat een obelisk ter herdenking van de mis die Paus Johannes Paulus II hier opdroeg in 1996. Hij werd geplaatst in 2000 tijdens het presidentschap van Arnoldo Alemán. Op en rond de zuil verschijnen de namen van vele families die behoren tot de elite van dit land: politici, ondernemers… zelfs de naam Debayle staat ertussen: de familienaam van de moeder van oud-dictator Somoza.

Op televisie werd gezegd dat ook dit monument tegen de vlakte zal gaan. Als buitenlands waarnemer constateer ik afbladerend plamuurwerk en enkele scheuren in de zuil. Of dit risico’s oplevert bij trillingen van de aarde, weet ik niet. Ik heb geen enkele officiële bron horen bevestigen dat ook deze zuil eraan moet geloven.

Ik vraag het voor de zekerheid aan drie jonge agenten die in de schaduw van een tentje de afbraakwerken van de Concha Acústica gadeslaan. Gaat ook de obelisk van Juan Pablo II tegen de vlakte? “Ahorita no”, zegt Agent 1 (‘ahorita no’ is Nicaraguaans voor: momenteel niet). Agent 2 voegt eraan toe dat “niemand daar iets over heeft gezegd” en Agent 3 – de jongste, met een hippe zonnebril – verzucht: “Este es del Santo Papa”, dat is de zuil van de Heilige Johannes Paulus II. Daar blijf je dus van af.

Het zou ook kunnen dat dit monument – dat werd opgericht door Arnoldo Alemán, leider van de liberale partij PLC en politieke tegenstander van Daniel Ortega – wordt gespaard omdat het FSLN en de PLC in dit land met allerlei deals de politieke koek verdelen. Maar dat beweren natuurlijk kwatongen.

Ondertussen probeert een zware kraan het laatste stukje van de Concha Acústica neer te halen. Het lukt niet. Al zijn de afbraakwerken wat mij betreft in een noodtempo gegaan, de oppositiekrant La Prensa lacht in haar vuistje: na 72 uur biedt de Concha nog steeds verzet. Dat komt natuurlijk omdat de vice-burgemeester van Managua eerder had geroepen dat de klus in 48 uur geklaard zou zijn. De Concha Acústica zet het stadsbestuur van Managua voor schut, grijnst La Prensa op haar voorpagina. Dat het bouwsel zo moeizaam kan worden afgebroken is volgens de krant “in tegenspraak met de argumenten van de orteguistas (de Ortega-aanhangers) die wezen op vermeende zware schade aan het bouwwerk, dat ondertussen maar niet neergehaald wil worden” (La Prensa, 08/05/2014).

Het doet me denken aan die anekdote die ik hier al eerder aanhaalde, over het standbeeld van de revolutionaire soldaat. Toen tegenstanders van het FSLN probeerden dit beeld op te blazen, werd enkel de voet beschadigd. “Ze waren vergeten dat ze is gemaakt van Russisch staal”, grapten de Sandinisten. Roestvrij staal uit de Sovjetunie, welteverstaan.

Het is moeilijk voor te stellen dat het stadsbestuur niet beseft dat de afbraak van deze gebouwen gevoelig ligt bij veel mensen. Alleen al doordat ze werden geplaatst tijdens het bestuur van politieke tegenstanders van het FSLN – krijgt de afbraak onvermijdelijk een symbolische bijsmaak. Het lijkt wel of de bestuurders van het FSLN er schik in hebben om te polariseren en mensen te provoceren, los van het feit of deze gebouwen al dan niet een gevaar vormden in geval van aardbevingen.
Debat is er ook niet geweest: nog voor iemand kon reageren, protesteren of alternatieven aandragen, gingen de gebouwen al tegen de vlakte.

Dat is er wél over de oude kathedraal. Sinds 1972 is ook deze een ruïne en niet meer in gebruik. Enkel de gevels staan overeind, met een deel van het dak. Binnen de muren tref je nu enkel een slapende bewaker en vele, vele krijsende duiven.
De Nicaraguaanse kerkprovincie bouwde een nieuwe kathedraal bij de rotonde van Metrocentro, meer naar het zuiden van de stad (de zijkapel van deze nieuwe kathedraal vertoond overigens – sinds de bevingen van begin april – ook een scheur!).

De oude kathedraal was in 1979 het decor van het overwinningsfeest van de revolutie. Honderden mensen klommen op de gevels, die niet bezweken onder de druk. Vandaag staat er wel op de muren gekalkt: “niet beklimmen, gevaarlijk!” Nu is er een plan voor renovatie, dat zeer veel geld zou kosten. Niemand haalt zich in zijn hoofd dit gebouw neer te halen. Maar er is nu wel debat over hoe en wat en wanneer.

En het volk? Wat zegt het volk hier allemaal van?

Zoals steeds in dit gepolariseerde land: diegenen die aanhanger zijn van Daniel Ortega en het FSLN vinden het een normale gang van zaken. En zeggen me dat die vuurtoren en die Concha Acústica voor hen toch al niet veel betekenden.

En diegenen bij wie de haren overeind gaan staan wanneer je ‘Daniel Ortega’, ‘Rosario Murillo’ of ‘FSLN’ zegt, spreken er schande van dat hier twee ‘historische monumenten’ zijn vernietigd.

Van Violeta Chamorro rest nu alleen nog een miezerig arboretum aan de Avenida Bolivar waar nooit iemand binnenstapt.

En tussen het Palacio Nacional en de Cinemateca staat nog steeds een kale betonnen structuur van een gebouw waarvan ik mij altijd heb afgevraagd: Van wie is het? Waarvoor dient het? Waarom staat het er nog steeds? Er lijken geen afbraakplannen te bestaan voor dit gebouw.

Wanneer de stofwolken zijn gaan liggen, gonst het enkel nog na op het internet: daar vraagt de één na de ander zich (al dan niet grappend) af wanneer die “lelijke bomen van La Chayo” nu ook eens tegen de vlakte gaan. De gele bomen die presidentsvrouw Rosario Murillo – Chayo in de volksmond, niet alleen bij de kwatongen – door heel Managua liet plaatsen.
Op Facebook, naast een foto van deze Arboles de la Vida: “Waarom halen ze verdorie [gekuiste vertaling] die dingen [gekuiste vertaling] niet neer die veel gevaarlijker zijn?”
7 personen vinden dit leuk.

6. Nicaragua, een paradijs voor vrouwen?

Wanneer het over vrouwenrechten gaat is de tegenstelling regering-oppositie in Nicaragua erg hevig. In oktober 2013 maakte de BBC bekend dat Nicaragua in de top 10 staat van landen met de kleinste genderkloof. Maar de vrouwenbeweging hier trekt dat positieve nieuws in twijfel. Dagelijkse berichten over ‘femicidios’ zorgen hier voor veel ophef. Ondertussen wordt er in het parlement gewerkt aan een hervorming van de wet op geweld tegen vrouwen. De vrouwenbeweging is fel tegen de voorgestelde hervorming.

De media houden van ranglijstjes. Lupita Nyong’o is de mooiste vrouw ter wereld. Volgens het tijdschrift People. Ze is er – bericht het persagentschap EFE – erg blij mee. Al vindt ze zelf niet dat ze beantwoordt aan het heersende schoonheidsideaal: blank met stijl lang haar. De 31-jarige actrice hoopt nu dat andere vrouwen die zichzelf niet direct knap vinden, zich hierdoor sterker zullen voelen.

Ook Nicaragua figureert de laatste tijd in allerlei lijstjes. Eergisteren publiceerde de amerikaanse website ‘Student Universe’ een ranking van aantrekkelijkste en goedkoopste landen voor rugzaktoeristen: Nicaragua staat op de zesde plaats, na Nepal, Thailand, India, Sri Lanka en Indonesië. Het is hier goedkoop, relatief veilig (zeker in vergelijking met andere landen in de regio, zoals Mexico, El Salvador en Honduras) en rijk aan ongerepte natuur. De Sandinistische regering stimuleert de toeristische sector en de laatste jaren zijn het aanbod en de infrastructuur hier enorm verbeterd.

De regering pakt graag uit met dergelijk positief nieuws. In oktober vorig jaar verscheen het Global Gender Gap Report 2013. Hierin staat een lijst met meest vrouwvriendelijke landen ter wereld: landen waar de genderkloof het kleinst is. Het arme Nicaragua staat op de tiende plaats, tussen rijke landen als Zweden en Zwitserland. België en Nederland staan respectievelijk pas op de 11e en 13e plaats.

De ranking bekijkt de positie van vrouwen in het onderwijs, op de arbeidsmarkt, op het gebied van gezondheid en in het politieke leven. Vooral op dat laatste vlak scoort Nicaragua zeer goed. De Internationale Unie van Parlementen – de IPU – publiceerde op 11 maart j.l. een ranking waarin Nicaragua op de eerste plaats staat. Nergens ter wereld zitten meer vrouwen op ministersposten dan hier in Nicaragua.

Maar de lokale vrouwenbeweging trekt openlijk in twijfel dat dit land een paradijs is voor vrouwen om in te leven. “De cijfers zijn gemanipuleerd”, beweren medewerksters van organisaties als Puntos de Encuentro en ITZA. Of de cijfers geven op z’n minst een eenzijdig beeld. Los van het totale verbod op abortus, waarover ik al eerder schreef, zijn er ook statistieken en rankings die minder positief zijn voor dit land:

Volgens cijfers van het bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA) is Nicaragua het land met het hoogste aantal tienerzwangerschappen van Latijns-Amerika (El Nuevo Diario, 31/10/2013).

Veel mensen zien hier weinig toekomstperspectief. Maar liefst de helft van de Nicaraguanen (50,9%) denkt eraan om te emigreren, op zoek naar werk en een beter leven. Los van de honderduizenden Nicaraguanen die al in het buitenland leven (El Nuevo Diario, 12/04/2014).

En hoewel het aantal moorden (‘homocidios’ in het Spaans) hier een stuk lager is dan in landen als Honduras en El Salvador – waar jeugdbendes dagelijks slachtoffers maken – is er hier een groot probleem van ‘femicidios’: vrouwen die worden vermoord, meestal door hun partner of ex-partner.

De afgelopen weken is het debat hier stevig opgelaaid: bijna dagelijks verschijnen er berichten in de media over nieuwe slachtoffers. Sinds het begin van dit jaar werden er hier maar liefst 28 vrouwen vermoord. Als je de berichtgeving volgt, lijken het opvallend vaak (ex-) politiemannen, maar dat is natuurlijk een vertekend beeld. Feit is wel dat geweld tegen vrouwen hier bijna de gewoonste zaak van de wereld lijkt en dat het machismo ook diep geworteld is binnen de politie, die eigenlijk zou moeten optreden ter bescherming van deze vrouwen. Klachten van vrouwen worden vaak op ongeloof ontvangen en niet onderzocht.

Deze week vermoordde een man zijn ex-vrouw, een lerares. Het gebeurde aan de schoolpoort. Omstanders konden niet voorkomen dat hij haar met 5 messteken om het leven bracht, om vervolgens zichzelf het mes in zijn hart te steken. Ook hij was een politieman, al gebruikte hij geen vuurwapen. De beelden van de twee lichamen, open en bloot op straat, werden minutenlang uitgezonden door Canal 10. In Nicaragua bekijken we dat allemaal gezellig met het hele gezin aan de eettafel.

Waarom hij het deed, zal hij niet meer navertellen. Andere mannen geven tijdens hun proces de schuld aan de vrouw, haar familie, de drank of zelfs de duivel.

In 2012 trad er hier een nieuwe wet in werking: de Ley 779. Deze wet – die voluit ‘Ley integral contra la violencia hacia las mujeres‘ heet – maakte van dergelijk geweld op vrouwen een strafbaar feit, ook binnen het huwelijk. De maximum straf is 30 jaar.

De vrouwenbeweging lag aan de basis van deze wet en was aanvankelijk dan ook zeer enthousiast. Maar sinds kort wordt er in het parlement gedebatteerd over een hervorming van de wet.

Volgens critici – niet geheel verrassend: voornamelijk mannen – is de wettekst discriminerend. Een vrouw die geweld pleegt op haar partner, wordt beoordeeld volgens de algemene wetten. Een man volgens deze speciale Wet 779. Bovendien verbiedt de wet in geval van ernstig geweld een bemiddeling, de zogenaamde ‘mediación’. De critici vinden dat man en vrouw het probleem in overleg moeten oplossen, in het belang van de kinderen en het gezin.

Het is niet verrassend dat ook de kerken in dit debat hun stem laten horen. De bisschop van Estelí, Juan Abelardo Mata, noemde de wet in mei vorig jaar zelfs ‘duivels’. “Het nieuwe getal van de duivel is niet langer 666, maar 779”, orakelde hij.

Al is dat zeker niet het standpunt van alle katholieken en alle pastoors. In dit officiële kerkelijk jaar van de familie zegt Padre Antonio Castro van de parochie La Merced (Barrio Larreynaga, Managua): “Wat voor een familie is dat? Waar geweld is? Waar kinderen moeten zien hoe de vader hun moeder afranselt?”

Maar onder invloed van die (mannelijke) druk wil de wetgever nu toch dat concept van ‘mediación’ aan de wet toevoegen. De vrouwenbeweging is fel tegen. Waarom zou je gewelddadige mannen belonen door hen vrij te stellen van strafvervolging?

Op zich is er natuurlijk niets tegen bemiddeling. Ook als je weet dat de vrouwen in de praktijk hun klacht vaak weer intrekken – soms onder druk van de man of zijn familie – en dat diezelfde man dan weer bij de vrouw intrekt. De Nicaraguaanse filmmaakster Florence Jaugey maakte hierover in 1999 de pakkende documentaire ‘El dia que me quieras’.

Maar – en dat weten veel vrouwen hier maar al te goed – een man is niet één keer gewelddadig. Het geweld zal zich op een later tijdstip herhalen. Veel mannen zien zelfs niet in dat ze een grens hebben overschreden. En de publieke opinie denkt ook nog vaak dat die vrouw er wellicht door haar gedrag zelf om heeft gevraagd. Zowel mannen als vrouwen maken hier dergelijke opmerkingen.

We hebben veel dingen verbeterd in Nicaragua”, zegt Maria Consuelo van Quincho Barrilete – waar ik in 1998-1999 werkte als vrijwilliger. “Er is veel meer tolerantie. Bijvoorbeeld voor homoseksuelen, of voor mensen met HIV. Maar het geweld op vrouwen blijft nog een groot probleem.”

Bij de discussie over de Ley 779 zijn de meeste vrouwen enkel toehoorder. Ze nemen niet deel aan het debat. “Het zou veel meer besproken moeten worden”, vindt Maria Consuelo. “Er is geen debat”.

Doña Felipa is een overtuigde Sandiniste en voorstander van de huidige regering. Maar als het over Ley 779 gaat, zegt ze: “Ik ben niet akkoord met die mediación”. Wanneer een man gewelddadig is – vaak onder invloed van alcohol – is er voor haar geen pardon. Dan is er een grens overschreden.
Ze maakte het zelf mee met haar echtgenoot. Ze besloot dat ze dergelijk geweld niet wilde ondergaan en vroeg de scheiding aan. In de jaren ’80 maakten de Sandinisten een echtscheiding mogelijk op vraag van één van de partners. Maar Felipa en haar man waren ook voor de kerk getrouwd en die accepteert zo’n scheiding niet. Ze vroeg raad aan Padre Antonio. Om te weten wat dat fameuze zinnetje eigenlijk betekent: ‘tot de dood ons scheidt’. Ook hier had Padre Antonio een verrassende mening: door gewelddadig te zijn tegen zijn vrouw, had haar echtgenoot zelf het huwelijk al begraven. Wat hem betreft moest ze dus niet bij haar man blijven.

Maar buiten de vrouwenbeweging en in de oppositiepers, is er hier dus weinig protest tegen de hervorming van Ley 779. Waarom blijven zoveel mensen – ook vrouwen, ook hoger opgeleiden – de politiek van het FSLN verdedigen?

Bij de vrouwenorganisaties zoeken ze de verklaring in onze patriarchale maatschappij: “Het zit in de cultuur om trouw te zijn. Trouw aan je echtgenoot. Trouw aan je chef of de leider van het land. Het ligt aan het machismo. Een vrouw moet trouw en onderdanig zijn aan de man, zonder hem te bekritiseren”.

Zou dat echt zo zijn? Dat die generatie sterke vrouwen die aan de basis stonden van de vrouwenbeweging in dit land, vinden dat de huidige generatie jonge vrouwen te ver is doorgeslagen in haar kritiek op de regering? Zou het kunnen dat ze de tekortkomingen van de regering van het FSLN niet willen zien, omdat ze zoveel hebben opgeofferd in de Sandinistische strijd?

Het ontbreekt hier in ieder geval aan een echt debat, omdat elk gesprek en elk verschil van mening al snel in de tegenstelling regering-oppositie wordt getrokken. Wat de ander vindt of zegt is dan gewoon niet waar. Wanneer je geen inhoudelijke argumenten meer hebt, trek je gewoon de geloofwaardigheid van je tegenstander in twijfel.

Die verwijten over en weer scheren hoog over de hoofden van de mannen en vrouwen hier in de wijk. Wat is waar? Wie kun je nog geloven?

Op MO.be verscheen in oktober 2012 ook een bericht over Nicaragua. “Nooit eerder zoveel seksueel geweld in Nicaragua”, luidde de kop. Het artikel zelf gaat vrijwel geheel over een groepsverkrachting van een mentaal gehandicapt meisje van twaalf, toen zij haar hond ging uitlaten in het park naast de woning van President Daniel Ortega. Elitetroepen van de president hebben het meisje meegenomen naar een leegstaand huis vlak naast het terrein waar Ortega woont en werkt. Daar hebben ze haar de hele nacht verkracht. Aanvankelijk werd de zaak in de doofpot gestopt, totdat de mensenrechtenorganisatie CENIDH haar in de openbaarheid bracht. De daders werden uiteindelijk toch opgepakt. Of ze werden veroordeeld, weet ik niet.

Dat zal ik dus proberen uitzoeken, maar voor veel mensen hier is de zaak al duidelijk: het verhaal is gewoon niet waar, wederom één van die verhalen van de politieke oppositie om Daniel Ortega in een kwaad daglicht te stellen. De ‘Satanisation van Daniel Ortega’ noemen ze dat hier.

De directrice van CENIDH – Vilma Nuñez – is een felle critica van Daniel Ortega en zijn regering en gelooft niet in een dialoog met deze mensen “die alles doen om aan de macht te blijven”.

De auteur van het artikel op MO.be is José Adán Silva, vaste medewerker van de krant La Prensa.
Die krant voert in al haar berichtgeving harde oppositie tegen de regering van het FSLN en spreekt in al haar artikelen consequent over “de inconstitutionele president Daniel Ortega”.

wordt vervolgd…

(In een volgend artikel wellicht meer nieuws over die verkrachtingszaak, en andere verhalen die mensen wel of niet willen geloven… Over de aanklacht – jaren geleden – tegen Daniel Ortega van verkrachting van zijn stiefdochter… Of de mening van journalist José Adán Silva over deze en andere zaken…)

5. De aarde beeft, de mensen schrikken, de radio roept op tot kalmte

Op donderdag 10 april om 17u27 beeft de aarde in Managua. Een schok van 6.2 op de schaal van Richter. Het epicentrum ligt niet – zoals vaak – in zee, maar in het meer van Managua. Het zwaarst getroffen zijn de gemeenten Nagarote, Mateare en La Paz Centro. De aardschok vindt plaats op 10 km diepte en wordt gevoeld in heel Nicaragua en een deel van de buurlanden. In delen van Managua valt de stroom uit, het gsm-netwerk is al snel overbelast.

Voorlopig is de balans: één dode (een jonge vrouw van 32 jaar kreeg een hartstilstand van de schrik), 33 zwaargewonden en een totaal van 1600 beschadigde huizen. De regering heeft alarmfase ‘rood’ afgekondigd. Vandaag – de laatste schooldag voor de Paasvakantie – zijn alle scholen en universiteiten in de departementen Managua en León gesloten. “Nicaragua is goed voorbereid op een aardbeving”, stelt de regering haar landgenoten gerust.

Maar de mensen zijn hier logischerwijs toch ongerust. In 1931 en 1972 vonden hier in Managua verwoestende aardbevingen plaats, met respectievelijk 1.500 en 20.000 doden. En voor de bijgelovigen: de beving van 1972 vond plaats op Kerstavond en die van 1931 in de week van Pasen. Met Pasen en Semana Santa voor de deur voor sommige een extra reden van zorg.

De beving van 1972 had net als de beving van gisteren een kracht van 6.2 op de schaal van Richter. Maar in 1972 lag het epicentrum midden in het oude centrum van Managua. De gebouwen en huizen met verschillende verdiepingen waren toen nog niet bestand tegen aardbevingen, waardoor de tol van deze beving zeer zwaar was.
Inwoners van Managua die de aardbeving van 1972 hebben meegemaakt, zien de beelden van toen weer op hun netvlies verschijnen. Maar het valt vooral op hoe de jongeren hier zijn geschrokken: velen vertellen me dat het de eerste keer is dat ze een aardschok zo sterk hebben gevoeld.

De schok zelf duurde slechts enkele seconden. Zelf was ik op dat moment aan de wandel met twee kinderen van 2 en 7 jaar: we hebben de trilling niet eens gevoeld. Maar wie stilstond of op een stoel zat, was direct gealarmeerd. De moeders van de kinderen renden direct de straat op en zagen ons in hun richting wandelen: dat zijn er alvast twee. Wanneer hier de aarde trilt, beginnen ouders en grootouders hier eerst hun schaapjes te tellen.

Naast ons rent een vrouw in paniek de straat op. “Temblor! Temblóóór!” roept ze wanhopig. Ze maant één van haar kinderen aan om oma het huis uit te loodsen. Langzaamaan komen er steeds meer mensen op straat. De één heeft de schok gevoeld, de ander werd gealarmeerd door geroep van de buren.

Managua ligt op één van de actiefste breuklijnen ter wereld en de bewoners hier weten: op een dag komt er weer een grote beving.

De overheid roept op tot kalmte. De situatie vandaag is totaal anders dan 42 jaar geleden. De huizen zijn nu heel anders gebouwd en de overheid heeft een actief systeem van monitoring en waarschuwingen aan de bevolking.

Ook de katholieke kerk stelt de mensen gerust. “We kunnen enkel kalm blijven en vertrouwen op God, zegt Padre Antonio een half uur na de beving in de goed gevulde kerk La Merced. “Wie gaat rennen, maakt veel kans om te vallen”, waarschuwt hij zijn parochianen.
Kalmte en sereniteit, dat is er nodig. En: gezond verstand en een goede voorbereiding.

Op TV vertellen overheidsfunctionarissen wat elke familie moet doen: per huis bekijken wat de kwetsbare punten zijn, zoals muren die kunnen instorten. Op het moment van een trilling moet je weten waar de familie zich verzamelt: in de tuin of op straat, op een plek waar geen bomen of electriciteitskabels kunnen neerkomen.
Hebben bepaalde familieleden – kinderen, bejaarden, mindervaliden – hulp nodig? Iedereen maakt best een rugzakje klaar met wat kleren, water, belangrijke papieren, een zaklamp of kaarsen, eventuele medicijnen.

De belangrijkste informatie wordt hier gegeven via de radio. Al is de berichtgeving niet overal gelijk: de regeringsgezinde Radio Ya stuurt complete persconferenties van president Daniel Ortega en zijn medewerkers de ether in. De radio looft de professionele aanpak van de regering en roept iedereen op om kalm te blijven. In de achtergrond klinkt er een doorlopende sirene en rinkelen er telefoons: niet bepaald een klankband om rustiger van te worden.

Andere kanalen brengen vooral reportages ter plaatse, over ingestorte huizen en huilende mensen. Die vergroten ook het gevoel van onrust. Schade aan 800 woningen wordt in de volksmond al snel: “Er zijn 800 huizen ingestort!”

In de loop van de avond kondigt de regering alarmfase ‘geel’ aan. In de nacht wordt dit aangepast naar alarmfase ‘rood’, na een lange reeks van naschokken. Dan is er ook meer zicht op de omvang van de schade aan huizen in het epicentrum van de aardbeving.

Oppositiekrant La Prensa doet op haar manier aan objectieve berichtgeving. Op haar website kopt ze: “De ongrondwettelijke president Daniel Ortega kondigt alarmfase ‘rood’ af en betreurt het overlijden van een persoon als gevolg van een hartstilstand”

De breuklijnen in de aardkorst zijn hier in Midden-Amerika zeer actief, zeker in deze periode van het jaar.  De huidige trillingen – we voelen ze niet allemaal, maar de website van instituut INETER registreert er één bijna elke 10 à 15 minuten – concentreren zich rond de vulkaan Momotombo, aan de oever van het meer van Managua.

Sinds mijn aankomst hier in februari, hebben we al verschillende grotere aardschokken gehad. Op 2 maart was er om 3u37 ‘s nachts een eerste sterke beving – in het noorden van Nicaragua – met een kracht van 6.4 op de schaal van Richter (maar op grotere diepte). Direct komen de mensen uit hun huizen en hoor je in de omgeving een geruis van stemmen, radio’s en blaffende honden.

Eind maart waren er ook verschillende stevige aardschokken in de Golf van Fonseca, rond de vulkaan Cosigüina.

En nu is er dus deze stevige aardbeving, dichtbij de hoofdstad Managua. We hebben zojuist twee bloedhete dagen achter de rug, zonder één zuchtje wind. “Een teken van leven van de natuur”, noemt Padre Antonio het in zijn preek. Verontrustend, maar tegelijk: een natuurverschijnsel, deel van het leven. We kunnen enkel bidden dat God ons zal beschermen.

Dat doen dan ook veel mensen: rozenkransen glijden gedurende de nachtelijke uren door vele vingers. Andere mensen proberen toch te slapen. Sommigen slapen buiten, uit angst voor wat er nog kan komen. Of ze slapen met de deuren open (die zouden kunnen blokkeren bij een volgende aardschok, waardoor je opgesloten kan raken in je eigen huis). Bijna iedereen slaapt met zijn of haar kleren aan, zodat je niet naakt of in pyjama de straat op zou moeten. Met sleutels en identiteitspapieren in hun zak en een gevulde rugzak naast hun bed.

Veel evenementen worden hier afgelast. Zoals de opvoering van het Judasspel in de parochie La Merced. De nonnen van het Colegio Marillac beseffen dat de ouders van hun leerlingen hun kinderen nu het liefst bij zich thuis hebben.

De overheid heeft hier de mensen geëvacueerd uit de ruïnes in het oude stadscentrum: daar staat bijvoorbeeld nog steeds het geraamte van het gebouw van de Lotto, dat in 1972 werd verwoest. In die ruïnes wonen al decennia straatarme families. ‘Los Escombros de Managua’, heten deze gebouwen. Canal 4 toont in de ochtend van 11 april beelden van bulldozers die één van deze gebouwen – 42 jaar na de aardbeving van 1972! – neerhalen.

Het nieuws van de aardbeving gaat ook de wereld rond. Om 1 uur ‘s nachts worden we gebeld door vrienden uit Italië: is iedereen OK? Zijn we erg geschrokken?

Op de websites van De Volkskrant (Nederland) en De Morgen (België) verschijnt een AP-persbericht: onder de kop “Nicaragua opgeschrikt door krachtige aardbeving”staat dat de beving plaatsvond vlak voor de kust van Nicaragua (klopt niet: het was in het binnenland, in het meer van Managua) en dat dit gebeurde op “18 kilometer ten zuidoosten van de Stad Larreynaga”(sic). Deze stad bestaat niet, maar aangezien ik mij hier bevind in de wijk Larreynaga, skype ik zo snel mogelijk mijn moeder in Nederland om haar gerust te stellen voordat deze berichten haar brievenbus of mailbox bereiken.

Wie was waar bezig met wat? Dat is hier nu het gesprek van de dag. De mensen schatten in hoe ze kunnen reageren op het moment van een volgende beving. En tegelijkertijd maken ze zich zorgen over hun familieleden, vrienden… of over onbekenden: wat zal er gebeuren als het bomvolle doolhof van kraampjes en steegjes in de Mercado Oriental plots moet worden ontruimd? Daar zal dan vast en zeker paniek uitbreken.
Mensen die hier voor medische onderzoeken in Managua zijn, besluiten om zo snel mogelijk terug te keren naar hun familie in het binnenland.

En de mensen houden hier van straffe verhalen en leuke anekdotes:

Ze spreken schande van enkele bedrijfsleiders in de Zona Franca. In twee kledingfabrieken in deze vrijhandelszone verboden twee werkgevers hun personeel om de werkplek te verlaten. Ze kunnen nu een zware boete van de overheid verwachten.

Padre Antonio vertelt tot vermaak van zijn parochianen hoe één van zijn huisgenoten op het moment van de aardbeving van schrik naakt onder de douche uitsprong. De jongen – aanwezig in de kerk – wil het liefst onder één van de banken kruipen.

En thuis vertelt Martha hoe één van haar vriendinnen op haar werk naar buiten moest vluchten. Ze werkt in één van de grootste (en hoogste) kantoorgebouwen van Managua, het Casa Pellas. In een mum van tijd stonden alle medewerkers buiten op straat, inclusief het bewakingspersoneel. Het gebouw was totaal verlaten. Ook de grote baas – Carlos Pellas – maakte zich uit de voeten. Maar terwijl iedereen in het gebouw naar beneden stoof, ging hij juist naar boven: hij vluchtte van op het dak in zijn gereedstaande helicopter.

4. Carnaval Política – internationale vrouwendag in Managua

Managua, Nicaragua, 8 maart 2014

Met Pastora ga naar ik naar het Colectivo de Mujeres ITZA, in de wijk San Luis. “Soy fundadora de la ITZA”, vertelt ze mij. “Ik ben één van de oprichters van ITZA”. Samen met onder andere Dona Otilia, ook één van de vrouwen van de basisgemeenschap.

We gaan te voet. Het is niet ver. Acht straten noordwaarts en vijf straten westwaarts. De wijk San Luis grenst aan onze wijk Larreynaga. Ik moet oppassen dat ik niet te snel stap. Doña Pastora is inmiddels 78. Bij elke stoeprand en iedere put twijfel ik of ik haar een handje moet helpen, maar Pastora grijpt nooit mijn uitgestoken hand.

Ze heeft veel last van haar knie, maar thuiszitten is niets voor haar. Ik ben hier nog maar net, maar ze heeft al plannen om met mij naar allerlei wijken en projecten in Managua te gaan, én naar Padre Arnaldo die de katholieke basisgemeenschappen coördineert, én naar haar geboortestad Boaco…

Ze heeft veel gestapt in haar leven. Zo maakte ze in de jaren ’80 verschillende voettochten voor de vrede, zelfs tot in Bluefields aan de Caraïbische kust aan de andere kant van het land.

Onze tocht van vandaag gaat extra traag, omdat we regelmatig stoppen op een straathoek of bij een huis. Pastora kent iedereen en iedereen kent Pastora. “Te quiero presentar a alguien”, zegt ze me om de haverklap. “Ik moet je echt even aan iemand voorstellen.” Ik zou kunnen denken dat ze trots is om die gringo aan iedereen te kunnen gaan tonen, maar dat is het niet. Ze wil juist dat ík al die mensen leer kennen. Vol tederheid vertelt ze me wie het allemaal zijn en waarom ze een bijzondere plaats in haar hart hebben.

Zowel op de heenweg als op de terugweg stoppen we bij een mevrouw die dagelijks in de rook van haar houtvuur honderden tortillas staat te bakken. De zware arbeid maakte dat haar dochters allemaal konden studeren en ook haar jongste zoontje zit nu ijverig zijn huiswerk te maken. Dat zijn de mensen met wie Pastora zich enorm verbonden voelt. De mensen die het moeilijk hebben en die dagelijks moeten knokken om te overleven. Zoals zijzelf en haar familie trouwens.

Vaak zijn het vrouwen. Die achterbleven met de kinderen toen hun man hen liet zitten voor een andere vrouw. Of die hun gezin draaiende moesten houden toen de mannen in de jaren ’80 gingen vechten in de bergen…
Daarom is de Sandinistische bevrijdingsstrijd voor Pastora ook in de eerste plaats een strijd voor de bevrijding van vrouwen. Als de vrouwen het beter krijgen, gaat het beter met iedereen.

In die hoopvolle tijd na de revolutie, begon Pastora samen met Otilia en anderen activiteiten te organiseren voor vrouwen. Om hen bewust te maken van hun rechten, om hen te emanciperen… Die activiteiten groeiden uit tot het vrouwencollectief ITZA. ‘Voor gendergelijkheid en ruimte voor vrouwen’, luidt de slogan bij de ingang van het huis waar ITZA al tientallen jaren gehuisvest is.

Pastora werkte er vele jaren, maar vertrok er eind jaren ’90 samen met Otilia. Ze konden zich niet vinden in het pro-abortus standpunt dat ITZA meer en meer was gaan innemen. Pastora ziet zichzelf in de eerste plaats als katholiek. En abortus kan ze niet verzoenen met haar normen en waarden.
Al is ze geen rabiate anti-abortus activiste. “In sommige gevallen ben ik niet tegen abortus”, zegt ze tegen Scarleth, de jonge administratief verantwoordelijke van ITZA. Wanneer de gezondheid of het leven van de moeder in gevaar zijn, of in geval van een verkrachting of incest kan een vrouw wat Pastora betreft kiezen voor abortus. Maar niet als een soort van anticonceptiemiddel.

Het nadeel van het verbieden van abortus is, dat vrouwen die om welke reden dan ook voor een abortus kiezen, zelf aan de slag moeten gaan met onbetrouwbare pillen of in illegale klinieken. Met Scarleth ben ik het eens dat de discussie niet zou moeten gaan over pro of contra abortus, maar over de vraag wie uiteindelijk hierover kan beslissen: de vrouw in kwestie zelf of de overheid-kerk-familie…Geen enkele wet dwingt mensen tot een abortus, euthanasie of om te trouwen met iemand van het eigen geslacht. Het gaat over keuzevrijheid. Pastora luistert aandachtig naar het gesprek tussen die twee jonge mensen.

Scarleth kwam al als klein meisje bij ITZA over de vloer, samen met haar moeder. Nu werkt ze er met negen andere – vrouwelijke – collega’s. Het geld voor de financiering van de lonen en activiteiten moeten ze bijeen sprokkelen met projectsubsidies vanuit het buitenland en van buitenlandse ambassades. Ze zijn daarmee een beetje de speelbal in een politiek spel: de buitenlandse subsidiegevers vragen dat ITZA niet enkel rond vrouwenthema’s werkt, maar ook rond burgerschap en democratie. Vanuit een bezorgdheid over het gebrek aan democratie onder het FSLN. De regering van Ortega ziet die inmenging dan weer niet zitten: ze wil daarom niet dat ITZA haar workshops geeft in de openbare scholen.

Één van de discussiepunten is de abortuspolitiek van het FSLN. Deze progressieve (linkse) regering heeft abortus totaal verboden, zelfs in gevallen waarin het leven van de moeder gevaar loopt. Het was een belofte aan de katholieke en andere kerken, die in ruil daarvoor hun gelovigen niet langer opriepen om niet op het FSLN te stemmen. Een tactisch zeer goede deal van Daniel Ortega: het lukte hem daarmee om in 2006 eindelijk weer verkozen te worden als president, na 3 mislukte pogingen in 1990, 1996 en 2001.

De niet-gouvernementele vrouwenorganisaties in Nicaragua staan op gespannen voet met de regering, daarin gesteund door menige westerse subsidiegever. De politieke keuzes van het FSLN zijn niet in het belang van vrouwen, zo menen zij. Daarom gaan ze in verzet, ‘se ponen rebelde’.

Op vrouwendag organiseert ITZA daarom dit jaar samen met andere gelijkgestemde organisaties een mars in de hoofdstad. Een ‘Politiek Carnaval’ hebben ze het genoemd. Het moet een vrolijke en kleurrijke boel worden. ITZA gaat er alvast met een 200-tal vrouwen naartoe, allemaal uit de arme wijken langs het meer van Managua.

Pastora en ik besluiten er ook naartoe te gaan. Wanneer we zaterdagochtend aankomen bij de Rotonde van Metrocentro, staat het podium voor de activiteit van de rebelse vrouwen al klaar. Maar de groep is in geen velden of wegen te bekennen. De geluidstechnici bij het podium weten het ook niet: “Wij zijn enkel ingehuurd om het geluid te regelen”, verontschuldigen ze zich.
Ondertussen hebben zich op alle andere hoeken van de rotonde wel militanten van het FSLN verzameld, met rood-zwarte en Nicaraguaanse vlaggen… de muziek uit hun geluidsinstallaties staat net iets harder dan die van de tegenpartij.

Waarschijnlijk bevindt de carnavaleske parade zich nog ergens op de Carretera Masaya, op weg hier naartoe. Het is een soort wedstrijd: wie is de sterkste? Wie kan het meeste volk mobiliseren? In de loop van de ochtend houden verschillende bussen halt op de rotonde en al snel staan er duizenden FSLN-militanten met vlaggen te zwaaien.
De sfeer is zeer gemoedelijk. Niemand roept op om af te zakken langs Carretera Masaya in de richting van de andere groep. We staan gewoon te wachten.

Tot ieders verbazing is daar opeens een bataljon oproerpolitie, hier ‘antimotines’ genaamd. Voor de gelegenheid zijn het vandaag allemaal vrouwen! Ook de politie heeft hier gevoel voor symboliek.

De groep van zo’n 30 vrouwen stuift in gevechtstenue – zwarte pakken en helmen, met gevechtsknuppels en schilden, een enkeling met een machingeweer – in de richting van Carretera Masaya. Nog steeds gaat er niemand achteraan. De journalist in mij wil gaan kijken. Maar Pastora blijft op de Rotonde en ik blijf bij Pastora.

Later in het journaal of in de krant zal ik het verhaal wel horen, zoals iedereen hier. Of ik bel maandag Scarleth van ITZA voor haar versie.

De sfeer op de rotonde blijft gemoedelijk. Er zijn niet enkel jongeren, maar mannen en vrouwen van alle leeftijden. Veel mannen trouwens. Allemaal gekomen voor de ‘Marcha’ (mars) van het FSLN. Al wordt er niet veel gemarcheerd: iedereen staat te staan.

Naast ons staat een jongen die blozend toegeeft dat dit de eerste keer is dat hij deelneemt aan een activiteit van het FSLN. Hij is pas sinds kort lid geworden en ze hebben hem vanochtend uit zijn bed gebeld om hem uit te nodigen mee te komen. Hij vind vrouwendag heel belangrijk. Maar eigenlijk gaat het voor hem om respect voor iedereen. “Als ik respect heb voor jou, en voor haar” – hij wijst naar Doña Pastora – “en jij respect hebt voor mij en voor haar… dan is er vanzelf respect voor iedereen en dus ook voor vrouwen.”
Is dat niet hetzelfde waar de mensen in die andere mars toe oproepen? Is het niet jammer dat twee groepen – die eigenlijk elkaars bondgenoten zouden moeten zijn in de strijd – hier tegenover elkaar staan? Terwijl ze in de jaren ’90 – toen het FSLN nog in de oppositie zat – samen optrokken? Ze lijken nu wel elkaars grootste vijanden. De jonge militant haalt verlegen zijn schouders op. “Ik ben hier vandaag voor het eerst”, zegt hij nog maar eens. Alsof hij wil zeggen: vraag dat misschien beter aan een meer doorgewinterde militant.

We komen Vicky tegen, een goede vriendin van Pastora die ook bij ITZA heeft gewerkt. Ze woonde toen ook in de wijk Larreynaga. Met een vrolijke felrode FSLN-zonneklep op haar hoofd vliegt ze Pastora om de nek. Ze zien elkaar niet vaak meer.

“Het is een dilemma”, zegt Vicky. “Natuurlijk zijn we het niet eens met alles wat Daniel doet.” Bijna in koor zeggen Pastora en Vicky: “Daniel heeft vele goede dingen gedaan, maar ook veel kloterij”. ‘Jodería’, noemen ze dat hier. Nicaraguanen gebruiken vaak dergelijke woorden. Hun taal zit er vol mee.
In de gekuiste versie heet het: Daniel en het FSLN hebben dingen gedaan die ze beter anders hadden gedaan. Maar de critici van de regering hebben het nooit over alle dingen die het FSLN wél goed doet. En dat steekt Pastora en Vicky. Want zij zijn juist erg trots op al die verwezenlijkingen.

Nog steeds is er geen spoor van de andere mars. Het is inmiddels 11 uur. De technici bij het kleine podium van de rebelse vrouwen beginnen hun installaties af te breken. “Ya nos vamos?”, zeggen de jonge vrouwen die met Vicky op stap zijn. “Gaan we naar huis? Er gebeurt toch niets. Die andere mars van de liberalen is nooit toegekomen.”
Ik vraag hen: “Die andere mars is toch niet georganiseerd door de liberalen?” Een vage glimlach. “Ach”, zegt het meisje, “ook de liberalen hebben het recht om op vrouwendag de straat op te gaan. Maar misschien toch beter dat de politie die mars heeft tegengehouden, om de groepen uit elkaar te houden”. De liberalen, dat zijn de afstammelingen van de verdreven dictator Somoza. Niet direct de vrouwen die meestappen met ITZA. Maar zo zien ze dat hier op de rotonde niet: wie niet met ons is, is tegen ons, en daarmee een liberaal.

Verschillende mensen beginnen de rotonde te verlaten, terug naar huis. Ik proef geen overwinningsroes bij de FSLN-militanten die door hun aanwezigheid hebben voorkomen dat de vrouwen van ITZA de rotonde konden bereiken. Het is meer een soort gelatenheid: weer een klus geklaard.

Op de terugweg in de bus is Pastora teleurgesteld. Andere jaren werd er een inhoudelijke activiteit georganiseerd, waren er toespraken, werden de mensen gevraagd naar hun mening… Nu stond iedereen maar te staan, om vervolgens weer naar huis te gaan.
“Dat stoort me”, zegt ze, “enkel de rotonde bezetten en elkaar wat aanstaren.” Dat heeft voor haar geen zin. “Het is een gebrek aan cultuur”.

Als je zoveel mensen bijeen hebt, kun je van de gelegenheid gebruik maken om echt over thema’s te spreken. En te horen hoe de mensen daarover denken. Of je kunt poëzie voordragen. Of straattheater opvoeren. Dat zou mooi zijn.
“Een theaterstuk over abortus bijvoorbeeld”, mijmert Pastora. “Dat de mensen daarover gaan nadenken. Dat ze zien hoe hard die situaties zijn. Een oude man die zich vergrijpt aan een jong meisje. Of een dochter die de man van haar moeder afpakt. En dat die moeder en dochter dan tegelijk zwanger blijken te zijn van die man.” Pastora begint het verhaal met steeds meer details in te kleuren en moet er zelf om grinniken. Ze ziet het theaterstuk al helemaal voor zich.

Maar nu stond iedereen elkaar maar wat aan te gapen. “Het is een gebrek aan cultuur”, zegt ze nog eens. Om zichzelf gelijk weer te relativeren. “Ik heb niet voldoende gestudeerd om het allemaal te kunnen analyseren. Ik ben maar naar school geweest tot de derde klas van de lagere school.”

Desondanks schrikt Pastora er niet voor terug om zelfs de president – als ze hem ergens tegenkomt bij een activiteit – aan zijn mouw te trekken en hem bijvoorbeeld te zeggen dat ze vindt dat hij meer aandacht moet hebben voor de wijkcomité’s. Dat ze vaker komen vragen in de wijken hoe de mensen over de dingen denken. “Ik zeg gewoon hoe ik de dingen zie, in mijn eigen eenvoudige taal.”

Colectivo de Mujeres ITZA: http://colectivodemujeresitza.blogspot.com

Voor berichten en (kleurrijke) foto’s van de andere kant van het politiecordon: zie
http://www.laprensa.com.ni/2014/03/08/ambito/185815-policia-bloquea-marcha-mujeres
http://www.elnuevodiario.com.ni/nacionales/313620-policia-frena-marcha-de-mujeres-managua

El Nuevo Diario vermeldt enkel dat op de rotonde leden van de Juventud Sandinista stonden (wat niet klopt: het waren echt mensen van alle leeftijden). La Prensa schrijft dat het erop leek dat de mars werd tegengehouden omdat “een groep personen” met T-shirts en vlaggen van het FSLN de rotonde bezet hield. Geen van beide kranten noemt hier aantallen personen. De rotonde zag zwart van het volk.

3. Dia de alegría

Managua, Nicaragua, 3 en 4 maart 2014

Het is dubbel feest in Nicaragua. Kardinaal Leopoldo Brenes is terug in het land en Daniel Ortega leeft! Samen met zijn vrouw Rosario stond hij de kardinaal op te wachten op het vliegveld, toen deze terugkeerde uit Rome.

De kardinaal begon vervolgens aan een zegetocht door de straten van Managua, waar duizenden Nicaraguanen al uren stonden te wachten om hún Kardinaal ‘Polito’ – zoals hij hier liefdevol wordt genoemd – te begroeten.

De doortocht van de kardinaal bij de Puente Larreynaga heb ik gefilmd in één shot en de hoop en verwachting die er van die beelden spat, hoop ik zo snel mogelijk online te kunnen zetten: want ze is zeer aanstekelijk. Met vlaggen, muziek, vuurwerk en veel gejubel baande de eindeloze karavaan zich een weg door Managua: alsof Nicaragua het WK voetbal had gewonnen.
Bij elke brug of kruising zwol de stroom motoren en auto’s aan met voertuigen die zich tussen de passerende massa wisten te wringen. Wie geen eigen vervoermiddel had, sprong gewoon bij een motor achterop of wurmde zich tussen de mensen in de achterbak van een pickup.

(momenteel wil mijn computertje hier die beelden nog niet exporteren, maar ik blijf zoeken naar een oplossing)

Ondanks de enorme groei van evangelische kerken en Pinkstergemeenschappen hier in Nicaragua, blijft dit een heel katholiek land. Religieuze feesten en processies worden hier uitgebreid gevierd, vaak vermengd met allerlei elementen uit de volkscultuur. Uitbarstingen van diep volksgeloof, vol hoop en verwachting.

Één van de momenten van ‘alegría’ is La Purísima, de viering van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria op 8 december. Niet enkel in Nicaragua, maar overal in Latijns-Amerika wordt die katholieke feestdag nog uitgebreid gevierd.
Maar Nicaragua doet er op de vooravond – 7 december – nog een schepje bovenop met met ‘La Gritería’: de Nicaraguanen gaan dan massaal de straat op en trekken er van huis tot huis waar bewoners kleine altaartjes inrichten voor de Maagd Maria. Er wordt gezongen en geroepen, knallers en siervuurwerk worden afgestoken. Doorlopend kun je dan mensen horen uitroepen ‘Quién causa tanta alegría?’ (wie zorgt er voor zoveel geluk?), wat vervolgens door de omstanders wordt beantwoord met een uitbundig ‘La concepción de María!’ (de Onbevlekte Ontvangenis van Maria)

Dat diepe volksgeloof komt ook op andere momenten in het jaar naar buiten. Niet omdat de Nicaraguanen feestbeesten zijn die elke gelegenheid aangrijpen om uit hun bol te gaan. Het is een mengeling van geloof, hoop en liefde die opeens massaal begint te stromen. En die mij – als nuchtere Hollander – telkens weer ontroert.

Ook het Vaticaan had dit snel in de gaten. In 1908 stuurde Paus Pius X een speciale gezant naar Midden-Amerika met als één van zijn opdrachten: het stichten van een aparte kerkprovincie in Nicaragua. Deze gezant – de Italiaans Giovanni (Juán voor de Nicaraguanen) Cagliero – schreef in één van zijn brieven: “Van de vijf republieken in Centraal-Amerika, onderscheidt Nicaragua zich het meest door haar religiositeit”1.

In de Republiek Nicaragua was toen de liberaal Zelaya aan de macht, die de staat wilde seculariseren en de invloed van de katholieke kerk wilde terugdringen. De tegenstelling tussen liberalen en conservatieven hier in Nicaragua is een verhaal op zich – waar ik nu niet veel meer over zal uitweiden – maar de reactie van het Vaticaan was dus: het sturen van die speciale gezant. Hij arriveerde met de boot in de havenstad Corinto (op Kerstavond, 24 december 1908: een prachtig gekozen moment!) en begon vervolgens met de trein aan een zegetocht via León naar Managua. Cagliero bracht massa’s vrome Nicaraguanen op de been. Met veel oponthoud arriveert hij uiteindelijk in Managua, waar hij wordt onthaald met vlaggen, vuurpijlen, triomfbogen en orkesten. De kerkklokken luiden en fabrieksfluiten blazen hun stoom af. Un dia de alegría.

Zo’n dag was het ook gisteren, met de blijde intocht van de tweede kardinaal uit de Nicaraguaanse geschiedenis (en slechts de derde kardinaal in de geschiedenis van Midden- Amerika: de Nicaraguaan Miguel Obando y Bravo en de Hondurees Óscar Rodríguez Maradiaga gingen hem voor in respectievelijk 1985 en 2001).

De Nicaraguanen zijn trots op hun Monseñor Leopoldo José Brenes Solórzano. Al ruim voor 8 uur ziet het zwart van het volk bij de Puente Larreynaga. De kardinaal is dan nog niet eens geland.
De aanvliegroute naar de Aeropuerto Augusto César Sandino loopt recht over ons hoofd en elk vliegtuig dat er passeert – het is al donker en we zien enkel de lichtjes – wordt onthaald op groot gejuich: wie weet zit de kardinaal erin. Via gsm’s en kleine radio’s luisteren de mensen naar de berichtgeving vanuit de luchthaven. Met een klein beetje vertraging landt de kardinaal iets voor 9 PM. Het zal dan nog bijna 2 uur duren voordat hij als een rood stipje in ons gezichtsveld verschijnt.

Wanneer de karavaan uiteindelijk arriveert aan de Puente Larreynaga, stroomt het volk van beide zijden van de brede avenida naar het midden en blijft er enkel een smalle doorgang over voor de karavaan. Die bestaat inmiddels uit een massa motoren en auto’s, die zich als een chaotische parade door de mensenmassa wurmt. Padre Antonio, die zijn vriend Leopoldo Brenes al is gaan groeten op het vliegveld, zit ergens vooraan in de karavaan en stapt uit om vanaf hier verder te delen in de vreugde van zijn parochianen. Hij wordt nog net niet op de schouders genomen.

Padre Toño – ook hij heeft een koosnaam – is een rustige man die zich niet snel laat gaan. Maar ook dit keer lijkt hij bijna te willen gaan dansen. De enorme vreugde van de mensen van La Merced doet hem duidelijk veel deugd: ik heb zijn ogen nog nooit zo zien fonkelen.

Hij is inmiddels ook een soort BN-er – een Bekende Nicaraguaan – want komt regelmatig op TV. Vanuit de karavaan wordt hij dan ook om de haverklap herkend (‘Padre Antonio!’, waarop de massa weer begint te juichen) en cameraploegen springen uit hun wagens om hem snel te interviewen.

Er nadert een microbus die van het seminarie blijkt te zijn. In de deuropening herkennen we ‘onze’ seminarist – Dennis Obando – die in vol zwart ornaat met een hemelsblauwe band om zijn middel staat te jubelen en springen. Hij verblijft pas een week in de parochie, maar wederom barsten de parochianen van Larreynaga uit in gejuich: Dennis zweeft bijna door het dak van het busje.

Het volk zuigt me mee in haar alegría. Het is zeer fijn om te zien dat mijn Nicaraguaanse familie en buren vervuld zijn van vreugde met de benoeming van hún aartsbisschop tot kardinaal, met het feit dat televisieploegen in de karavaan halt houden bij de groep van de parochie La Merced om hún Padre Antonio te interviewen…

Boven mij knalt het vuurwerk, links en rechts van mij passeren motoren, enkele politieagenten te voet proberen het volk meer naar de zijkant van de weg te sturen zodat de karavaan kan passeren.

Een enkel parochiaan is bezorgd over de veiligheid van die gringo die daar midden in het gewoel staat te filmen (“Cuidado Gringo!” hoor ik af en toe achter mij roepen).
Ik film door, als in een roes, en opeens zie ik recht voor mij een rode stip naderen. In het licht van de straatlantaarns kun je er niet meer naast kijken: daar is de kardinaal.

Hij staat in de achterbak van een grote pickup. De kleine blauwe ‘Kardinaal-mobiel’ waarin hij bij het vliegveld is vertrokken heeft hij ergens onderweg ingeruild voor een robuuster exemplaar: het was misschien te moeilijk om de mensen ervan te weerhouden hun kardinaal om de nek te vliegen.

De massa gaat een beetje uiteen, een groep fotografen rent voor de auto van de kardinaal uit en ze storten zich massaal op een pickup truck om het traject te vervolgen. Alles en iedereen stuift langs mij heen en opeens sta ik oog in oog met de kardinaal.

De auto nadert stapvoets in mijn breedbeeld. Nu is de parochie ook nog trots op hun gringo in de frontlinie (iedereen wil nadien de beelden zien). De kardinaal straalt. Padre Antonio straalt. Iedereen straalt.

Een oude vrouw steekt haar vuist in de lucht en roept met een frèle stem: “Nicaragua heeft een kardinaal. Loof de Heer!” Wederom gejuich. Mensen wapperen uitzinning met wit-gele en Nicaraguaanse vlaggen.

Op sommige motoren zitten twee volwassenen en drie kinderen. In de achterbak van auto’s zie ik oma’s rechtop staan die zich angstvallig vasthouden aan de stang van het frame. De sliert volgelingen slingert zich verder door Managua, richting de kathedraal.

De kardinaal wordt onthaald als een prins of een koning, al blijft hij er zelf bescheiden onder: hij vouwt zijn handen devoot voor zijn gezicht en groet het volk.

Afgelopen zondag ging het er nog over in de parochie: ‘Wie de eerste wil zijn, moet de laatste zijn’, zo leert ons de bijbel. Een pastoor, een bisschop of een kardinaal heeft een dienende rol. Ook de nieuwe Paus ziet zichzelf in de eerste plaats als een dienaar voor anderen.

Kardinaal Brenes wordt hier door velen omschreven als een bescheiden en eenvoudige man, een kardinaal van het volk. Vanmiddag – een dag na zijn terugkeer in Nicaragua – draagt hij voor het eerst als kardinaal de mis op. In zijn homilie dankt hij de mensen die hem hebben gemaakt tot wie hij is: in de eerste plaats zijn ouders, die hem hun geloof hebben meegegeven.
Speciaal voor deze gelegenheid is het heiligenbeeld van ‘Jesus del Resgate’ uit Rivas naar Managua gebracht. Niet vanwege één of andere devote boodschap: gewoon omdat Leopolde Brenes als kind met zijn ouders vaak op bedevaart ging naar de kerk waar dit beeld normaal zijn plaats heeft.

Hij dankt ook uitdrukkelijk het volk: de gewone mensen die hij in zijn carrière als priester en bisschop ontmoette. “Ik ben wie ik ben, dankzij jullie”. zegt de kardinaal. Niks geen hemelse roeping. Wederom is de vreugde enorm en wapperen de mensen met gele en witte vlaggetjes.

Voor zijn terugkeer naar Nicaragua had de kardinaal gevraagd om er geen uitbundig feest van te maken. “Maar”, zo opperde Padre Antonio afgelopen zondag in zijn reflectie na de lezing van het evangelie, “je kunt de blijdschap van het volk moeilijk intomen.”

Het is een vreugde die rechtstreeks uit het hart komt van de Nicaraguanen. Velen van hen hebben thuis zelf de wit-gele vlaggen zitten maken. Er zijn ook veel spandoeken met boodschappen van de verschillende parochies.

Voorafgaand aan de karavaan passeren er regelmatig auto’s van de Sandinistische Jeugd die Nicaraguaanse vlaggen en T-shirts van de regering uitdelen. ‘Yo hago patria’ staat er op deze shirts van het FSLN: ik bouw mee aan dit land. De massa vecht er bijna om.
Op het podium bij de Puente Larreynaga roept iemand door de microfoon: “Esta actividad es netamente católica”, dit is een katholiek feest. Het is niet de bedoeling dat anderen deze volksvreugde recupereren. FSLN-vlaggen zijn niet welkom, al duikt er af en toe toch één op.

Maar juist het FSLN stimuleert deze populaire uiting van volksgeloof: tijdens de patronale feesten van Managua, tijdens La Gritería en La Purísima… en ook vandaag.

En ook het Sandinisme zelf heeft zijn cultus en verering van helden en martelaren. Er is zelfs een officiële ‘Dia de Alegría’: 17 juni, de dag waarop dictator Somoza in 1979 het land ontvluchtte. Twee dagen later was de volksrevolutie een feit.

Met gevoel voor symboliek en theater kiest Daniel Ortega de blijde intocht van Kardinaal Brenes om – na dagen van geruchten – voor het eerst weer in het openbaar te verschijnen. Hij doet daarmee de nieuwe kardinaal al direct een wonder cadeau. “Op miraculeuze wijze heeft u mij uit de dood opgewekt”, grapt de president tegen de kardinaal, “want door velen was ik al dood verklaard”.

De kardinaal ondergaat het allemaal minzaam. Zelfs als hij zou willen, kan hij het volk en haar leiders niet intomen.

 

1Bron: Revista de la Academia de Geografía y Historia de Nicaragua, nr. 74, oktober 2013, gewijd aan het eeuwfeest van de kerkprovincie Nicaragua 1913-2013, p.73

2. De donde fue el árbol… op rondreis door Managua

Managua, Nicaragua, 28 februari 2014

Officieel woon ik hier in de 34e Avenida Sureste, maar dat weten veel bewoners van deze straat zelf niet eens. Straatnamen en huisnummers worden hier in Nicaragua namelijk niet of nauwelijks gebruikt.

Wie mij wil bezoeken, geeft de taxichauffeur de volgende instructies: vanaf de brug El Eden, één blok naar het westen en 2½ blokken naar het noorden. Al worden de termen ‘west’, ‘oost’ en ‘noord’ hier ook niet gebruikt… westwaarts heet hier ‘abajo’ (zeg maar: downtown) en oostwaarts ‘arriba’ (uptown). Wil je richting het noorden, dan ga je naar het meer: ‘al lago’. Enkel richting het zuiden ga je hier ‘al sur’.

En om het nog iets moeilijker te maken: ik woon hier ook ‘de la Iglesia de Nuestra Señora de la Merced, 2c arriba, 2½c al sur’ en ‘del Puente Larreynaga, 2c abajo, 3½c al sur’. Dat is één en hetzelfde huis.
Eventueel vertel je de taxichauffeur nog de kleur van de muur van het huis (oud-roze), in de hoop dat de bewoners deze ondertussen niet hebben herschilderd.

Je weg vinden in Managua is een verhaal op zich.

Wil je naar het Cultureel Centrum van Spanje, hier in Managua: 1° entrada a Las Colinas, 7c arriba.
Las Colinas is een wijk. Je moet dan wel weten welke toegangsweg de eerste ‘entrada’ is. Als je je vergist, beland je in de gevaarlijke wijk Reparto Schick. Met de bus moet je sowieso door die wijk, taxichauffeurs weigeren je er soms ‘s avonds heen te brengen.
Wie naar het Centro Cultural de España en Nicaragua gaat, doet dat dus best met de eigen auto, via een omweg.

Het publiek dat naar het CCEN gaat, heeft meestal wel een eigen auto.

In de wijk Reparto Schick woont overigens Jimmy, één van de jonge acteurs uit mijn film ‘Nicaragua al desnudo’ uit 2001. Zijn adres begint met ‘donde fue el tanque rojo’, daar waar ooit een rode watertank stond…

Zo zijn er ook adressen met ‘donde fue el Cine Dorado’, daar waar de Cinema Dorado stond. En nog mooier; ‘donde fue el árbol’… een plek waar blijkbaar ooit een opmerkelijke boom stond. De boom is er niet meer, het adres nog wel.

Rondwandelend in Managua moet je in het oog houden welke kant ‘abajo’ is en welke ‘arriba’. Geregeld spreek je mensen aan om te checken of je wel de goede kant uit gaat. Nicaraguanen zeggen dan niet graag dat ze het ook niet weten: ze sturen je altijd wel een kant op.

Als meerdere mensen je gelijkaardige instructies geven, weet je dat je op de goede weg bent. Maar is het nog ver? Het zwaar bepakte en stevig doorstappende oude vrouwtje zal je zeggen dat het vlakbij is en de meisje dat twee treuzelende peuters vooruit probeert te krijgen, zal zeggen dat het nog best een eind lopen is.

Managua is sowieso een zeer uitgestrekte stad. Na de verwoestende aardbeving van 1972 werd het oude centrum niet heropgebouwd. De Stad breidde zich gewoon uit met nieuwe wijken in alle richtingen. In het oude centrum staan nog steeds ruïnes uit 1972, die overigens wel bewoond worden.

Ik neem de bus. Met Ruta 159 ga ik naar de Mercado Roberto Huembes. Die markt kent iedereen. Al kan hierover ook verwarring ontstaan: want veel plaatsen in Managua hebben twee namen, een sandinistische en een niet-sandinistische naam.

De Mercado Huembes heette ten tijde van de dictatuur ‘Mercado Central’. Een enkeling gebruikt die naam nog steeds.
Ook de andere markten kregen in de jaren ’80 namen van helden en martelaren van de sandinistische bevrijdingsstrijd: Mercado Israel Lewites, Mercado Ivan Montenegro… Maar wie wil, kan respectievelijk nog steeds naar de Mercado Bóer en de Mercado San Miguel gaan.

Het grote plein voor de oude kathedraal heette sinds 1979 ‘Plaza de la Revolución’, maar de hevig liberale president Arnoldo Alemán (1997-2002) doopte het plein snel om tot ‘Plaza de la Republica’. Hij plaatste er een enorme muzikale fontein (die niet werkte), zodat het plein geen plaats meer bood aan de mensenmassa die hier elk jaar op de been komt om op 19 juli de verjaardag van de revolutie te vieren.
Inmiddels is het FSLN weer aan de macht, de fontein verdwenen en heet het plein weer ‘Plaza de la Revolución’. Grote portretten van Sandino en Carlos Fonseca sieren de gevel van het Palacio Nacional en kijken tevreden uit over het plein.

Vanuit de bus zie ik het leven in de hoofdstad aan mij voorbij trekken. Aan vele huizen hangen bordjes. ‘Se vende frijoles cocidos’ (we verkopen gekookte bonen), ‘hay hielo’ (hier zijn blokken ijs te koop)… Bij een tandarts hangt een bordje ‘se reparan bicicletas’ (wij repareren ook fietsen) en een advocaat heeft ook een cybercafé ingericht in zijn huis.

Ik zie ook vele winkels met ‘Ropa Americana’: tweedehands kleren. Je kunt er T-shirts vinden met teksten in allerlei talen, waarvan veel Nicaraguanen de betekenis enkel kunnen gissen. Soms geeft dat leuke beelden, zoals een stoere macho met een T-shirt waarop staat: ‘Size doesn’t matter’. Of een oud vrouwtje met de tekst ‘I’m a bad girl’ op haar shirt.

Twee jaar geleden puilden de markten hier uit met nieuwe kleding en schoenen. Toen waren T-shirts met daarop Sesamstraat-achtige ogen, neuzen en monden de grote mode. Zowel voor vrouwen, mannen als kinderen. Maar momenteel zijn veruit de meest gedragen T-shirts die van het regerende FSLN: al lang niet meer in het rood-zwart, maar in vrolijke roze, blauwe en gele tinten. Bij allerlei feesten en gelegenheden worden ze verkocht of uitgedeeld.

Terug naar huis. De halte van de bus is net na de Puente El Eden. Al is het vaak weer een verrassing of de bus er ook echt zal stoppen, want sommige mensen beweren dat het eigenlijk geen halte is.
Op de grote doorgaande routes zijn duidelijke bushaltes, maar elders in de stad is het gokken: bordjes staan er zelden. De halte is meestal daar waar al een groepje mensen staat. Op de plek met de meeste schaduw.

Er zijn hier Brusselaars actief! Een eindje voor de halte passeren we een geel bord met een zwart stappend mannetje. Iemand heeft hem voorzien van een mooi geschilderd blauw rokje.
Ook in Brussel verschijnen sinds enige tijd op allerlei verkeersborden geschilderde mannetjes die acrobatische toeren uithalen met de strepen en kruisen die erop staan. Het is altijd fijn om rond te stappen in een wereld waar mensen tijd vinden voor dit soort dingen.
Op een ochtend hielden in Brussel opeens alle standbeelden een ballon in de lucht. En her en der in de Belgische hoofdstad hebben onbekenden de stoplichten voorzien van een klein zwart passe partout in de vorm van een hartje, zodat deze de automobilisten met liefde doen stoppen.

Als we hier in Managua ‘s avonds met een stel vrienden op stap gaan naar de populaire bar ‘El Caramanchel’, schuift weer de stad aan mij voorbij. Dit maal gezien vanuit de achterbak van een pickup truck. Het is inmiddels donker. Bij de rotonde Cristo Rey lijkt het wel Kerstmis. Eind februari is de rotonde nog weelderig versierd met boompjes en objecten vol slingers met gele, rode, blauwe en groene lichtjes. Er staat ook een enorme geel verlichte ‘Árbol de la Vida’, een persoonlijk project van presidentsvrouw Rosario Murillo. Ergens in deze zee van lichtjes ontwaar ik het enorme Christusbeeld met zijn gespreide armen, een kop kleiner dan de levensboom van Rosario. Het Christusbeeld is als enige object op deze rotonde niet verlicht.

Zelfs de standbeelden spelen hier mee in het politieke spel.

Toen de Sandinisten in 1990 de verkiezingen verloren, maakten ze nog snel een wet om de vele muurschilderingen, standbeelden en andere gedenktekens van de revolutie te beschermen.

Artikel 2 van deze wet stelt dat ‘elk standbeeld of publiek monument dat zich bevindt op eender welke plaats binnen het grondgebied van Nicaragua en dat verwijst naar patriottische daden of helden en martelaren van de Nicaraguaanse geschiedenis, wordt uitgeroepen tot Nationaal Cultureel Erfgoed’. De overheid werd ook verplicht om deze monumenten in goede staat te onderhouden.

Twee dagen voor het aantreden van de nieuwe president Violetta Chamorro, trad de wet in werking. Het grote silhouet van Sandino op één van de heuvels van Managua kon daarmee niet worden weggehaald en ook het enorme standbeeld van een revolutionaire soldaat moest blijven staan. Met in de ene hand een werktuig en in de andere hand een machinegeweer: ‘Alleen de arbeiders en de boeren gaan tot het uiterste’, staat erop geschreven.

Nieuwe presidenten en burgemeesters lieten de standbeelden met rust, maar er doken wel opeens ‘terroristen’ op die probeerden het beeld van de soldaat op te blazen. Dat is hen niet gelukt. Enkel een voet werd beschadigd.
Laconieke commentaar van de mensen: “Ze vergaten dat hij is gemaakt van Russisch staal”.

Als je zo’n monument niet mag weghalen, zet je er als politicus gewoon een groter object naast:
Op de heuvel met Sandino wapperde in de jaren ’90 een enorme Nicaraguaanse vlag.
Tegenover het beeld van de soldaat plaatste Arnoldo Alemán – toen nog geen president, maar burgemeester van Managua – een standbeeld voor de Nicaraguaanse arbeiders: een stratenmaker met een drilboor.
En her en der in de stad staan op rotondes met christelijke symbolen nu ook die Árboles de la Vida.

Ook: als de ene politieke beweging iets organiseert – zoals vorige week een manifestatie uit solidariteit met de protesten tegen de regering van Nicolas Maduro in Venezuela – organiseert de tegenpartij op hetzelfde moment ook een massabijeenkomst: de jongerenbeweging van het FSLN (de Juventud Sandinista) organiseerde een mars ter ere van de tachtigste verjaardag van de dood van Sandino, hier omschreven als zijn ‘overgang naar de onsterfelijkheid’. De twee bewegingen kwamen in elkaars vaarwater. Ik heb niet kunnen achterhalen wie de eerste was om op dat moment een activiteit te organiseren, al lijkt het mij dat de mars voor Sandino al eerder was voorzien.

Die mars van de Juventud Sandinista ging van de sandinistische Radio Ya naar de Plaza Hugo Chávez Frias.

Plaza Hugo Chávez Frias? Die bestond twee jaar geleden nog niet. Waar ligt die?

De mensen die ik het vraag, weten het niet. En ik heb ook nog niemand gesproken die de mars tot het einde heeft uitgelopen.
Waarschijnlijk”, zegt iemand mij, “is dat die plek waar ze een monument hebben opgericht voor Chávez, na zijn dood. Ergens tussen Plaza Inter en de Malecón, op hoe-heet-die-Avenida-nu-ook-alweer?”

De Avendida Bolivar.

Die heette overigens al zo vóór de Bolivariaanse Revolutie van Chávez in Venezuela.

Ze loopt van de Rotonda Bolivar (of zou dat nu die Plaza Hugo Chávez zijn?) tot aan de Malecón aan het meer. Halfweg ligt het enorme terrein waar Paus Johannes Paulus II in 1996 de mis opdroeg. Hij kwam – toevallig in het jaar van de presidentsverkiezingen – de zeer gelovige Nicaraguanen ook waarschuwen om niet op het FSLN te stemmen, wat velen van hen ook niet deden: Daniel Ortega en het FSLN verloren die verkiezingen.

Het plein heette in de jaren ’90 ‘Plaza Juan Pablo II’, nu weer kortweg ‘Plaza de la Fé’.

De Malecón kreeg inmiddels ook een nieuwe naam: Puerto Salvador Allende. Ze zijn er hier trots op. Hoewel – zoals steeds – niet iedereen. Voor een deel van de Nicaraguanen blijft dat gewoon de Malecón.

De openbare ruimte in Managua is een verhaal op zich.

1. Que viva Daniel!

Managua, Nicaragua, 21 februari 2014

“Sera que es cierto, lo que dicen: que Daniel está muerto?” Doña Pastora stelde mij eergisteren al een bijna identieke vraag: “Zou het waar zijn”, vroeg ze mij toen, “dat Daniel in een coma ligt?” Dat gerucht ging toen rond. President Daniel Ortega zou niet in Nicaragua zijn, maar in Cuba. Dat hadden haar kleinzoons op Facebook gelezen. Een dag later wordt de president dus al dood verklaard. Via internet zingt het bericht rond. Gisterenavond werd er ook al over gesproken op de TV. De regeringsgezinde kanalen tonen ondertussen beelden van de president: Daniel met legerleider Julio César Avilés… Daniel geeft commentaar de protesten en het geweld in Venezuela…

Misschien zijn de beelden van de president eerder opgenomen? Ze wil er niet aan denken. Wat moet er van dit land worden als Daniel er niet meer zal zijn?

Met tranen in de ogen kijkt ze mij bezorgd aan. Op haar schoot ligt een hele stapel foto’s uit haar verleden als militant in de sandinistische strijd en in verschillende sociale bewegingen. Een boekje ook, met gedichten van Che Guevara. Tientallen brieven en kaarten van buitenlanders die in de loop der jaren in haar wijk passeerden en solidair waren met strijd van het het Nicaraguaanse volk. Ze koestert de verweerde enveloppen.

Wat is er geworden van die solidariteit? Hoe gaat het met La Chavala – ‘het meisje’ zoals ze hier in Nicaragua vol tederheid spreken over de revolutie van 19 juli 1979?

Dit jaar wordt dat meisje 35.

Tot december zal ik hier zijn, in Nicaragua, in de hoofdstad Managua, in de wijk Larreynaga. Een wijk waar in de parochie La Merced een ‘CEB’ actief is: een Comunidad Eclesial de Base. De basiskerk die de kant kiest van de armen. Jezus Christus is de verlosser, die de armen helpt zich te bevrijden uit hun armoedige situatie. Niet door te dromen van een beter leven in het hiernamaals, maar door te strijden tegen onrecht en sociale ongelijkheid, hier en nu. Ik ga hier de verhalen vastleggen van de vrouwen die jarenlang actief waren en zijn in deze geëngageerde parochie.

Pastora, Felipa, Otilia, Delia, Yolanda, Estelita… jarenlang vormden zij de ruggengraat van deze basisgemeenschap. Nu zijn het zeventigers. Doña Delia is al overleden. Sommigen sukkelen met hun gezondheid, maar strijdbaar blijven ze allemaal. Daniel Ortega is nog steeds hun held. Hun geloof is hun inspiratie.

Doña Pastora heeft haar leven gewijd aan de sociale strijd. Toen ze de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, bleek dat de NGO’s voor wie ze heeft gewerkt nooit sociale premies hebben afgedragen. Ze heeft zelfs geen recht op een basispensioen. Ze woont samen met haar dochter en kleinzoons. Om haar heen groeien generaties op die de revolutie en de verdediging van die revolutie (tijdens de oorlog tegen de Contra’s in de jaren ’80) niet eens hebben meegemaakt.

De situatie in Nicaragua is momenteel sterk gepolariseerd. Een kleine meerderheid van de bevolking staat volledig achter Ortega en de regeringspartij FSLN (het Frente Sandinista de Liberación Nacional, die onder leiding van Ortega in 1979 dictator Somoza verdreef). De andere helft is heel erg anti-Ortega. Een tussenweg lijkt er niet te zijn.

De pers is overwegend anti-Ortega. Sommige kranten en TV-kanalen voeren onverbloemde oppositie. Andere kanalen houden het volk zoet met 24 uur telenovelas (soaps) per dag.

De Nicaraguaanse krant la Prensa heeft het in haar kolommen consequent over ‘El presidente inconstitutional Daniel Ortega’: de ongrondwettelijke president. In 2011 werd Ortega herkozen, wat volgens de grondwet eigenlijk niet kon. Hij liet die grondwet echter aanpassen Volgens de oppositie op een ongrondwettelijke manier.

Momenteel buigt het nicaraguaanse parlement zich over een nieuwe grondwetswijziging, waardoor een president zich onbeperkt kan laten herverkiezen.

Het zal voor Daniel Ortega niet meer baten, want die is nu dus dood.

Hier in de Americas hebben alle kranten een soort ondertitel. In Honduras is er de Heraldo met als prachtige slogan: ‘La verdad en sus manos’ (de waarheid in uw handen).
Veel kun je lezen met een flinke korrel zout: Daniel Ortega stierf al eens eerder, in 2013, in een vliegtuigongeluk*.
Maar vaak is het moeilijk of zelfs onmogelijk om te weten wie er nu de waarheid spreekt, wat de feiten zijn en wat verzinsels. Verdachtmakingen slingeren over en weer, complottheorieën doen de jaren ’80 herleven.

78 jaar is ze nu, Doña Pastora. Soms weet ze ook zelf niet meer wat ze moet geloven.
Hoewel… ze gelooft in Christus, en in zijn boodschap van liefde en gerechtigheid. Ze gelooft in de kerk en de mensen om haar heen. Ze gelooft dat die strijd van jaren en jaren toch niet voor niets geweest kan zijn. En ze is blij als er af en toe nog eens een gringo opduikt die haar verhalen horen wil: dan moeten ze toch wel iets betekenen.

Woensdag 5 maart is het exact een jaar geleden dat Hugo Chavez overleed. Tot nu toe zijn er maandelijks herdenkingsmissen geweest en ook dan zal er weer één zijn. Tegelijkertijd wordt Padre Theo Klomberg herdacht, die vorig jaar op dezelfde dag overleed.

Padre Theo was een Nederlandse priester die hier meer dan 30 jaar woonde en ondubbelzinnig de kant van het Nicaraguaanse volk en van de revolutie had gekozen. Hij is hier een held. Net als Chavez. En Che. Sandino. Carlos Fonseca. Daniel… ze deden het allemaal weer gloren aan de horizon.

Die helden worden hier geëerd, als waren het martelaren van de katholieke kerk. Que viva Sandino! Que viva el hermano Hugo Chavez!

Daniel Ortega zal er vast en zeker bij zijn, nietwaar Doña Pastora? De hoop is in Nicaragua niet kapot te krijgen.

 

* Daniel Ortega stierf al eens in 2013: http://elsoldelasamericas.com/noticias/el-mundo/12900-fallece-el-presidente-daniel-ortega-saavedra-en-un-accidente-aereo.html?tmpl=component&print=1&layout=default&page=

 

ACHTERGRONDINFORMATIE:

Nicaragua kent een lange geschiedenis van onderdrukking. Eerst was er de Spaanse kolonisatie, daarna het imperialisme vanuit de VS. In de jaren ’30 kwam Augusto César Sandino met zijn legertje van 100 Hombres Locos in opstand tegen die Amerikaanse overheersing. Hij verdreef de mariniers, maar werd uiteindelijk vermoord door legerleider Somoza. De familie Somoza voerde decennialang een wreed dictatoriaal bewind, totdat de guerrillabeweging FSLN – geïnspireerd door Sandino – in 1979 via een volksrevolutie een eind maakte aan deze dictatuur. Het land maakte een grote sociale verandering door, waarbij de bevolking massaal werd gealfabetiseerd en er in onderwijs en gezondheidszorg werd geïnvesteerd. De economie en landbouw werden hervormd. Maar tegelijkertijd werd deze revolutie vanuit de buurlanden bedreigd door een contraoorlog, gesteund door de VS. In 1990 koos de moegestreden bevolking voor verandering: achtereenvolgens waren er in Nicaragua 3 neoliberale presidenten aan de macht, die veel verworvenheden van de revolutie terugdraaiden door grootschalige privatiseringen en liberalisering van de economie. Het FSLN bleef echter een belangrijke politieke kracht in het land en in 2006 lukte het Daniel Ortega om opnieuw verkozen te worden als president. Het FSLN heeft momenteel een absolute meerderheid in het parlement. De oppositie tegen Ortega en het FSLN is breed, maar slecht georganiseerd. Veel vroegere medestanders van het FSLN bestrijden Ortega nu zeer fel: intellectuelen, artiesten, vertegenwoordigers van NGO’s, van kerken, leden van de burgerij en middenklasse die in de jaren ’80 wel meestreden aan de zijde van het FSLN… Hun kritiek is dat Ortega en zijn medestanders een nieuwe dictatuur hebben geïnstalleerd, waarbij het volk opnieuw niet vrij is. De armste lagen van de bevolking blijven echter in grote getale achter Ortega staan. In 2016 zijn er opnieuw presidentsverkiezingen in Nicaragua. Daniel Ortega wil dan wederom de kandidaat zijn van het FSLN.