Maandelijks archief: maart 2014

4. Carnaval Política – internationale vrouwendag in Managua

Managua, Nicaragua, 8 maart 2014

Met Pastora ga naar ik naar het Colectivo de Mujeres ITZA, in de wijk San Luis. “Soy fundadora de la ITZA”, vertelt ze mij. “Ik ben één van de oprichters van ITZA”. Samen met onder andere Dona Otilia, ook één van de vrouwen van de basisgemeenschap.

We gaan te voet. Het is niet ver. Acht straten noordwaarts en vijf straten westwaarts. De wijk San Luis grenst aan onze wijk Larreynaga. Ik moet oppassen dat ik niet te snel stap. Doña Pastora is inmiddels 78. Bij elke stoeprand en iedere put twijfel ik of ik haar een handje moet helpen, maar Pastora grijpt nooit mijn uitgestoken hand.

Ze heeft veel last van haar knie, maar thuiszitten is niets voor haar. Ik ben hier nog maar net, maar ze heeft al plannen om met mij naar allerlei wijken en projecten in Managua te gaan, én naar Padre Arnaldo die de katholieke basisgemeenschappen coördineert, én naar haar geboortestad Boaco…

Ze heeft veel gestapt in haar leven. Zo maakte ze in de jaren ’80 verschillende voettochten voor de vrede, zelfs tot in Bluefields aan de Caraïbische kust aan de andere kant van het land.

Onze tocht van vandaag gaat extra traag, omdat we regelmatig stoppen op een straathoek of bij een huis. Pastora kent iedereen en iedereen kent Pastora. “Te quiero presentar a alguien”, zegt ze me om de haverklap. “Ik moet je echt even aan iemand voorstellen.” Ik zou kunnen denken dat ze trots is om die gringo aan iedereen te kunnen gaan tonen, maar dat is het niet. Ze wil juist dat ík al die mensen leer kennen. Vol tederheid vertelt ze me wie het allemaal zijn en waarom ze een bijzondere plaats in haar hart hebben.

Zowel op de heenweg als op de terugweg stoppen we bij een mevrouw die dagelijks in de rook van haar houtvuur honderden tortillas staat te bakken. De zware arbeid maakte dat haar dochters allemaal konden studeren en ook haar jongste zoontje zit nu ijverig zijn huiswerk te maken. Dat zijn de mensen met wie Pastora zich enorm verbonden voelt. De mensen die het moeilijk hebben en die dagelijks moeten knokken om te overleven. Zoals zijzelf en haar familie trouwens.

Vaak zijn het vrouwen. Die achterbleven met de kinderen toen hun man hen liet zitten voor een andere vrouw. Of die hun gezin draaiende moesten houden toen de mannen in de jaren ’80 gingen vechten in de bergen…
Daarom is de Sandinistische bevrijdingsstrijd voor Pastora ook in de eerste plaats een strijd voor de bevrijding van vrouwen. Als de vrouwen het beter krijgen, gaat het beter met iedereen.

In die hoopvolle tijd na de revolutie, begon Pastora samen met Otilia en anderen activiteiten te organiseren voor vrouwen. Om hen bewust te maken van hun rechten, om hen te emanciperen… Die activiteiten groeiden uit tot het vrouwencollectief ITZA. ‘Voor gendergelijkheid en ruimte voor vrouwen’, luidt de slogan bij de ingang van het huis waar ITZA al tientallen jaren gehuisvest is.

Pastora werkte er vele jaren, maar vertrok er eind jaren ’90 samen met Otilia. Ze konden zich niet vinden in het pro-abortus standpunt dat ITZA meer en meer was gaan innemen. Pastora ziet zichzelf in de eerste plaats als katholiek. En abortus kan ze niet verzoenen met haar normen en waarden.
Al is ze geen rabiate anti-abortus activiste. “In sommige gevallen ben ik niet tegen abortus”, zegt ze tegen Scarleth, de jonge administratief verantwoordelijke van ITZA. Wanneer de gezondheid of het leven van de moeder in gevaar zijn, of in geval van een verkrachting of incest kan een vrouw wat Pastora betreft kiezen voor abortus. Maar niet als een soort van anticonceptiemiddel.

Het nadeel van het verbieden van abortus is, dat vrouwen die om welke reden dan ook voor een abortus kiezen, zelf aan de slag moeten gaan met onbetrouwbare pillen of in illegale klinieken. Met Scarleth ben ik het eens dat de discussie niet zou moeten gaan over pro of contra abortus, maar over de vraag wie uiteindelijk hierover kan beslissen: de vrouw in kwestie zelf of de overheid-kerk-familie…Geen enkele wet dwingt mensen tot een abortus, euthanasie of om te trouwen met iemand van het eigen geslacht. Het gaat over keuzevrijheid. Pastora luistert aandachtig naar het gesprek tussen die twee jonge mensen.

Scarleth kwam al als klein meisje bij ITZA over de vloer, samen met haar moeder. Nu werkt ze er met negen andere – vrouwelijke – collega’s. Het geld voor de financiering van de lonen en activiteiten moeten ze bijeen sprokkelen met projectsubsidies vanuit het buitenland en van buitenlandse ambassades. Ze zijn daarmee een beetje de speelbal in een politiek spel: de buitenlandse subsidiegevers vragen dat ITZA niet enkel rond vrouwenthema’s werkt, maar ook rond burgerschap en democratie. Vanuit een bezorgdheid over het gebrek aan democratie onder het FSLN. De regering van Ortega ziet die inmenging dan weer niet zitten: ze wil daarom niet dat ITZA haar workshops geeft in de openbare scholen.

Één van de discussiepunten is de abortuspolitiek van het FSLN. Deze progressieve (linkse) regering heeft abortus totaal verboden, zelfs in gevallen waarin het leven van de moeder gevaar loopt. Het was een belofte aan de katholieke en andere kerken, die in ruil daarvoor hun gelovigen niet langer opriepen om niet op het FSLN te stemmen. Een tactisch zeer goede deal van Daniel Ortega: het lukte hem daarmee om in 2006 eindelijk weer verkozen te worden als president, na 3 mislukte pogingen in 1990, 1996 en 2001.

De niet-gouvernementele vrouwenorganisaties in Nicaragua staan op gespannen voet met de regering, daarin gesteund door menige westerse subsidiegever. De politieke keuzes van het FSLN zijn niet in het belang van vrouwen, zo menen zij. Daarom gaan ze in verzet, ‘se ponen rebelde’.

Op vrouwendag organiseert ITZA daarom dit jaar samen met andere gelijkgestemde organisaties een mars in de hoofdstad. Een ‘Politiek Carnaval’ hebben ze het genoemd. Het moet een vrolijke en kleurrijke boel worden. ITZA gaat er alvast met een 200-tal vrouwen naartoe, allemaal uit de arme wijken langs het meer van Managua.

Pastora en ik besluiten er ook naartoe te gaan. Wanneer we zaterdagochtend aankomen bij de Rotonde van Metrocentro, staat het podium voor de activiteit van de rebelse vrouwen al klaar. Maar de groep is in geen velden of wegen te bekennen. De geluidstechnici bij het podium weten het ook niet: “Wij zijn enkel ingehuurd om het geluid te regelen”, verontschuldigen ze zich.
Ondertussen hebben zich op alle andere hoeken van de rotonde wel militanten van het FSLN verzameld, met rood-zwarte en Nicaraguaanse vlaggen… de muziek uit hun geluidsinstallaties staat net iets harder dan die van de tegenpartij.

Waarschijnlijk bevindt de carnavaleske parade zich nog ergens op de Carretera Masaya, op weg hier naartoe. Het is een soort wedstrijd: wie is de sterkste? Wie kan het meeste volk mobiliseren? In de loop van de ochtend houden verschillende bussen halt op de rotonde en al snel staan er duizenden FSLN-militanten met vlaggen te zwaaien.
De sfeer is zeer gemoedelijk. Niemand roept op om af te zakken langs Carretera Masaya in de richting van de andere groep. We staan gewoon te wachten.

Tot ieders verbazing is daar opeens een bataljon oproerpolitie, hier ‘antimotines’ genaamd. Voor de gelegenheid zijn het vandaag allemaal vrouwen! Ook de politie heeft hier gevoel voor symboliek.

De groep van zo’n 30 vrouwen stuift in gevechtstenue – zwarte pakken en helmen, met gevechtsknuppels en schilden, een enkeling met een machingeweer – in de richting van Carretera Masaya. Nog steeds gaat er niemand achteraan. De journalist in mij wil gaan kijken. Maar Pastora blijft op de Rotonde en ik blijf bij Pastora.

Later in het journaal of in de krant zal ik het verhaal wel horen, zoals iedereen hier. Of ik bel maandag Scarleth van ITZA voor haar versie.

De sfeer op de rotonde blijft gemoedelijk. Er zijn niet enkel jongeren, maar mannen en vrouwen van alle leeftijden. Veel mannen trouwens. Allemaal gekomen voor de ‘Marcha’ (mars) van het FSLN. Al wordt er niet veel gemarcheerd: iedereen staat te staan.

Naast ons staat een jongen die blozend toegeeft dat dit de eerste keer is dat hij deelneemt aan een activiteit van het FSLN. Hij is pas sinds kort lid geworden en ze hebben hem vanochtend uit zijn bed gebeld om hem uit te nodigen mee te komen. Hij vind vrouwendag heel belangrijk. Maar eigenlijk gaat het voor hem om respect voor iedereen. “Als ik respect heb voor jou, en voor haar” – hij wijst naar Doña Pastora – “en jij respect hebt voor mij en voor haar… dan is er vanzelf respect voor iedereen en dus ook voor vrouwen.”
Is dat niet hetzelfde waar de mensen in die andere mars toe oproepen? Is het niet jammer dat twee groepen – die eigenlijk elkaars bondgenoten zouden moeten zijn in de strijd – hier tegenover elkaar staan? Terwijl ze in de jaren ’90 – toen het FSLN nog in de oppositie zat – samen optrokken? Ze lijken nu wel elkaars grootste vijanden. De jonge militant haalt verlegen zijn schouders op. “Ik ben hier vandaag voor het eerst”, zegt hij nog maar eens. Alsof hij wil zeggen: vraag dat misschien beter aan een meer doorgewinterde militant.

We komen Vicky tegen, een goede vriendin van Pastora die ook bij ITZA heeft gewerkt. Ze woonde toen ook in de wijk Larreynaga. Met een vrolijke felrode FSLN-zonneklep op haar hoofd vliegt ze Pastora om de nek. Ze zien elkaar niet vaak meer.

“Het is een dilemma”, zegt Vicky. “Natuurlijk zijn we het niet eens met alles wat Daniel doet.” Bijna in koor zeggen Pastora en Vicky: “Daniel heeft vele goede dingen gedaan, maar ook veel kloterij”. ‘Jodería’, noemen ze dat hier. Nicaraguanen gebruiken vaak dergelijke woorden. Hun taal zit er vol mee.
In de gekuiste versie heet het: Daniel en het FSLN hebben dingen gedaan die ze beter anders hadden gedaan. Maar de critici van de regering hebben het nooit over alle dingen die het FSLN wél goed doet. En dat steekt Pastora en Vicky. Want zij zijn juist erg trots op al die verwezenlijkingen.

Nog steeds is er geen spoor van de andere mars. Het is inmiddels 11 uur. De technici bij het kleine podium van de rebelse vrouwen beginnen hun installaties af te breken. “Ya nos vamos?”, zeggen de jonge vrouwen die met Vicky op stap zijn. “Gaan we naar huis? Er gebeurt toch niets. Die andere mars van de liberalen is nooit toegekomen.”
Ik vraag hen: “Die andere mars is toch niet georganiseerd door de liberalen?” Een vage glimlach. “Ach”, zegt het meisje, “ook de liberalen hebben het recht om op vrouwendag de straat op te gaan. Maar misschien toch beter dat de politie die mars heeft tegengehouden, om de groepen uit elkaar te houden”. De liberalen, dat zijn de afstammelingen van de verdreven dictator Somoza. Niet direct de vrouwen die meestappen met ITZA. Maar zo zien ze dat hier op de rotonde niet: wie niet met ons is, is tegen ons, en daarmee een liberaal.

Verschillende mensen beginnen de rotonde te verlaten, terug naar huis. Ik proef geen overwinningsroes bij de FSLN-militanten die door hun aanwezigheid hebben voorkomen dat de vrouwen van ITZA de rotonde konden bereiken. Het is meer een soort gelatenheid: weer een klus geklaard.

Op de terugweg in de bus is Pastora teleurgesteld. Andere jaren werd er een inhoudelijke activiteit georganiseerd, waren er toespraken, werden de mensen gevraagd naar hun mening… Nu stond iedereen maar te staan, om vervolgens weer naar huis te gaan.
“Dat stoort me”, zegt ze, “enkel de rotonde bezetten en elkaar wat aanstaren.” Dat heeft voor haar geen zin. “Het is een gebrek aan cultuur”.

Als je zoveel mensen bijeen hebt, kun je van de gelegenheid gebruik maken om echt over thema’s te spreken. En te horen hoe de mensen daarover denken. Of je kunt poëzie voordragen. Of straattheater opvoeren. Dat zou mooi zijn.
“Een theaterstuk over abortus bijvoorbeeld”, mijmert Pastora. “Dat de mensen daarover gaan nadenken. Dat ze zien hoe hard die situaties zijn. Een oude man die zich vergrijpt aan een jong meisje. Of een dochter die de man van haar moeder afpakt. En dat die moeder en dochter dan tegelijk zwanger blijken te zijn van die man.” Pastora begint het verhaal met steeds meer details in te kleuren en moet er zelf om grinniken. Ze ziet het theaterstuk al helemaal voor zich.

Maar nu stond iedereen elkaar maar wat aan te gapen. “Het is een gebrek aan cultuur”, zegt ze nog eens. Om zichzelf gelijk weer te relativeren. “Ik heb niet voldoende gestudeerd om het allemaal te kunnen analyseren. Ik ben maar naar school geweest tot de derde klas van de lagere school.”

Desondanks schrikt Pastora er niet voor terug om zelfs de president – als ze hem ergens tegenkomt bij een activiteit – aan zijn mouw te trekken en hem bijvoorbeeld te zeggen dat ze vindt dat hij meer aandacht moet hebben voor de wijkcomité’s. Dat ze vaker komen vragen in de wijken hoe de mensen over de dingen denken. “Ik zeg gewoon hoe ik de dingen zie, in mijn eigen eenvoudige taal.”

Colectivo de Mujeres ITZA: http://colectivodemujeresitza.blogspot.com

Voor berichten en (kleurrijke) foto’s van de andere kant van het politiecordon: zie
http://www.laprensa.com.ni/2014/03/08/ambito/185815-policia-bloquea-marcha-mujeres
http://www.elnuevodiario.com.ni/nacionales/313620-policia-frena-marcha-de-mujeres-managua

El Nuevo Diario vermeldt enkel dat op de rotonde leden van de Juventud Sandinista stonden (wat niet klopt: het waren echt mensen van alle leeftijden). La Prensa schrijft dat het erop leek dat de mars werd tegengehouden omdat “een groep personen” met T-shirts en vlaggen van het FSLN de rotonde bezet hield. Geen van beide kranten noemt hier aantallen personen. De rotonde zag zwart van het volk.

3. Dia de alegría

Managua, Nicaragua, 3 en 4 maart 2014

Het is dubbel feest in Nicaragua. Kardinaal Leopoldo Brenes is terug in het land en Daniel Ortega leeft! Samen met zijn vrouw Rosario stond hij de kardinaal op te wachten op het vliegveld, toen deze terugkeerde uit Rome.

De kardinaal begon vervolgens aan een zegetocht door de straten van Managua, waar duizenden Nicaraguanen al uren stonden te wachten om hún Kardinaal ‘Polito’ – zoals hij hier liefdevol wordt genoemd – te begroeten.

De doortocht van de kardinaal bij de Puente Larreynaga heb ik gefilmd in één shot en de hoop en verwachting die er van die beelden spat, hoop ik zo snel mogelijk online te kunnen zetten: want ze is zeer aanstekelijk. Met vlaggen, muziek, vuurwerk en veel gejubel baande de eindeloze karavaan zich een weg door Managua: alsof Nicaragua het WK voetbal had gewonnen.
Bij elke brug of kruising zwol de stroom motoren en auto’s aan met voertuigen die zich tussen de passerende massa wisten te wringen. Wie geen eigen vervoermiddel had, sprong gewoon bij een motor achterop of wurmde zich tussen de mensen in de achterbak van een pickup.

(momenteel wil mijn computertje hier die beelden nog niet exporteren, maar ik blijf zoeken naar een oplossing)

Ondanks de enorme groei van evangelische kerken en Pinkstergemeenschappen hier in Nicaragua, blijft dit een heel katholiek land. Religieuze feesten en processies worden hier uitgebreid gevierd, vaak vermengd met allerlei elementen uit de volkscultuur. Uitbarstingen van diep volksgeloof, vol hoop en verwachting.

Één van de momenten van ‘alegría’ is La Purísima, de viering van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria op 8 december. Niet enkel in Nicaragua, maar overal in Latijns-Amerika wordt die katholieke feestdag nog uitgebreid gevierd.
Maar Nicaragua doet er op de vooravond – 7 december – nog een schepje bovenop met met ‘La Gritería’: de Nicaraguanen gaan dan massaal de straat op en trekken er van huis tot huis waar bewoners kleine altaartjes inrichten voor de Maagd Maria. Er wordt gezongen en geroepen, knallers en siervuurwerk worden afgestoken. Doorlopend kun je dan mensen horen uitroepen ‘Quién causa tanta alegría?’ (wie zorgt er voor zoveel geluk?), wat vervolgens door de omstanders wordt beantwoord met een uitbundig ‘La concepción de María!’ (de Onbevlekte Ontvangenis van Maria)

Dat diepe volksgeloof komt ook op andere momenten in het jaar naar buiten. Niet omdat de Nicaraguanen feestbeesten zijn die elke gelegenheid aangrijpen om uit hun bol te gaan. Het is een mengeling van geloof, hoop en liefde die opeens massaal begint te stromen. En die mij – als nuchtere Hollander – telkens weer ontroert.

Ook het Vaticaan had dit snel in de gaten. In 1908 stuurde Paus Pius X een speciale gezant naar Midden-Amerika met als één van zijn opdrachten: het stichten van een aparte kerkprovincie in Nicaragua. Deze gezant – de Italiaans Giovanni (Juán voor de Nicaraguanen) Cagliero – schreef in één van zijn brieven: “Van de vijf republieken in Centraal-Amerika, onderscheidt Nicaragua zich het meest door haar religiositeit”1.

In de Republiek Nicaragua was toen de liberaal Zelaya aan de macht, die de staat wilde seculariseren en de invloed van de katholieke kerk wilde terugdringen. De tegenstelling tussen liberalen en conservatieven hier in Nicaragua is een verhaal op zich – waar ik nu niet veel meer over zal uitweiden – maar de reactie van het Vaticaan was dus: het sturen van die speciale gezant. Hij arriveerde met de boot in de havenstad Corinto (op Kerstavond, 24 december 1908: een prachtig gekozen moment!) en begon vervolgens met de trein aan een zegetocht via León naar Managua. Cagliero bracht massa’s vrome Nicaraguanen op de been. Met veel oponthoud arriveert hij uiteindelijk in Managua, waar hij wordt onthaald met vlaggen, vuurpijlen, triomfbogen en orkesten. De kerkklokken luiden en fabrieksfluiten blazen hun stoom af. Un dia de alegría.

Zo’n dag was het ook gisteren, met de blijde intocht van de tweede kardinaal uit de Nicaraguaanse geschiedenis (en slechts de derde kardinaal in de geschiedenis van Midden- Amerika: de Nicaraguaan Miguel Obando y Bravo en de Hondurees Óscar Rodríguez Maradiaga gingen hem voor in respectievelijk 1985 en 2001).

De Nicaraguanen zijn trots op hun Monseñor Leopoldo José Brenes Solórzano. Al ruim voor 8 uur ziet het zwart van het volk bij de Puente Larreynaga. De kardinaal is dan nog niet eens geland.
De aanvliegroute naar de Aeropuerto Augusto César Sandino loopt recht over ons hoofd en elk vliegtuig dat er passeert – het is al donker en we zien enkel de lichtjes – wordt onthaald op groot gejuich: wie weet zit de kardinaal erin. Via gsm’s en kleine radio’s luisteren de mensen naar de berichtgeving vanuit de luchthaven. Met een klein beetje vertraging landt de kardinaal iets voor 9 PM. Het zal dan nog bijna 2 uur duren voordat hij als een rood stipje in ons gezichtsveld verschijnt.

Wanneer de karavaan uiteindelijk arriveert aan de Puente Larreynaga, stroomt het volk van beide zijden van de brede avenida naar het midden en blijft er enkel een smalle doorgang over voor de karavaan. Die bestaat inmiddels uit een massa motoren en auto’s, die zich als een chaotische parade door de mensenmassa wurmt. Padre Antonio, die zijn vriend Leopoldo Brenes al is gaan groeten op het vliegveld, zit ergens vooraan in de karavaan en stapt uit om vanaf hier verder te delen in de vreugde van zijn parochianen. Hij wordt nog net niet op de schouders genomen.

Padre Toño – ook hij heeft een koosnaam – is een rustige man die zich niet snel laat gaan. Maar ook dit keer lijkt hij bijna te willen gaan dansen. De enorme vreugde van de mensen van La Merced doet hem duidelijk veel deugd: ik heb zijn ogen nog nooit zo zien fonkelen.

Hij is inmiddels ook een soort BN-er – een Bekende Nicaraguaan – want komt regelmatig op TV. Vanuit de karavaan wordt hij dan ook om de haverklap herkend (‘Padre Antonio!’, waarop de massa weer begint te juichen) en cameraploegen springen uit hun wagens om hem snel te interviewen.

Er nadert een microbus die van het seminarie blijkt te zijn. In de deuropening herkennen we ‘onze’ seminarist – Dennis Obando – die in vol zwart ornaat met een hemelsblauwe band om zijn middel staat te jubelen en springen. Hij verblijft pas een week in de parochie, maar wederom barsten de parochianen van Larreynaga uit in gejuich: Dennis zweeft bijna door het dak van het busje.

Het volk zuigt me mee in haar alegría. Het is zeer fijn om te zien dat mijn Nicaraguaanse familie en buren vervuld zijn van vreugde met de benoeming van hún aartsbisschop tot kardinaal, met het feit dat televisieploegen in de karavaan halt houden bij de groep van de parochie La Merced om hún Padre Antonio te interviewen…

Boven mij knalt het vuurwerk, links en rechts van mij passeren motoren, enkele politieagenten te voet proberen het volk meer naar de zijkant van de weg te sturen zodat de karavaan kan passeren.

Een enkel parochiaan is bezorgd over de veiligheid van die gringo die daar midden in het gewoel staat te filmen (“Cuidado Gringo!” hoor ik af en toe achter mij roepen).
Ik film door, als in een roes, en opeens zie ik recht voor mij een rode stip naderen. In het licht van de straatlantaarns kun je er niet meer naast kijken: daar is de kardinaal.

Hij staat in de achterbak van een grote pickup. De kleine blauwe ‘Kardinaal-mobiel’ waarin hij bij het vliegveld is vertrokken heeft hij ergens onderweg ingeruild voor een robuuster exemplaar: het was misschien te moeilijk om de mensen ervan te weerhouden hun kardinaal om de nek te vliegen.

De massa gaat een beetje uiteen, een groep fotografen rent voor de auto van de kardinaal uit en ze storten zich massaal op een pickup truck om het traject te vervolgen. Alles en iedereen stuift langs mij heen en opeens sta ik oog in oog met de kardinaal.

De auto nadert stapvoets in mijn breedbeeld. Nu is de parochie ook nog trots op hun gringo in de frontlinie (iedereen wil nadien de beelden zien). De kardinaal straalt. Padre Antonio straalt. Iedereen straalt.

Een oude vrouw steekt haar vuist in de lucht en roept met een frèle stem: “Nicaragua heeft een kardinaal. Loof de Heer!” Wederom gejuich. Mensen wapperen uitzinning met wit-gele en Nicaraguaanse vlaggen.

Op sommige motoren zitten twee volwassenen en drie kinderen. In de achterbak van auto’s zie ik oma’s rechtop staan die zich angstvallig vasthouden aan de stang van het frame. De sliert volgelingen slingert zich verder door Managua, richting de kathedraal.

De kardinaal wordt onthaald als een prins of een koning, al blijft hij er zelf bescheiden onder: hij vouwt zijn handen devoot voor zijn gezicht en groet het volk.

Afgelopen zondag ging het er nog over in de parochie: ‘Wie de eerste wil zijn, moet de laatste zijn’, zo leert ons de bijbel. Een pastoor, een bisschop of een kardinaal heeft een dienende rol. Ook de nieuwe Paus ziet zichzelf in de eerste plaats als een dienaar voor anderen.

Kardinaal Brenes wordt hier door velen omschreven als een bescheiden en eenvoudige man, een kardinaal van het volk. Vanmiddag – een dag na zijn terugkeer in Nicaragua – draagt hij voor het eerst als kardinaal de mis op. In zijn homilie dankt hij de mensen die hem hebben gemaakt tot wie hij is: in de eerste plaats zijn ouders, die hem hun geloof hebben meegegeven.
Speciaal voor deze gelegenheid is het heiligenbeeld van ‘Jesus del Resgate’ uit Rivas naar Managua gebracht. Niet vanwege één of andere devote boodschap: gewoon omdat Leopolde Brenes als kind met zijn ouders vaak op bedevaart ging naar de kerk waar dit beeld normaal zijn plaats heeft.

Hij dankt ook uitdrukkelijk het volk: de gewone mensen die hij in zijn carrière als priester en bisschop ontmoette. “Ik ben wie ik ben, dankzij jullie”. zegt de kardinaal. Niks geen hemelse roeping. Wederom is de vreugde enorm en wapperen de mensen met gele en witte vlaggetjes.

Voor zijn terugkeer naar Nicaragua had de kardinaal gevraagd om er geen uitbundig feest van te maken. “Maar”, zo opperde Padre Antonio afgelopen zondag in zijn reflectie na de lezing van het evangelie, “je kunt de blijdschap van het volk moeilijk intomen.”

Het is een vreugde die rechtstreeks uit het hart komt van de Nicaraguanen. Velen van hen hebben thuis zelf de wit-gele vlaggen zitten maken. Er zijn ook veel spandoeken met boodschappen van de verschillende parochies.

Voorafgaand aan de karavaan passeren er regelmatig auto’s van de Sandinistische Jeugd die Nicaraguaanse vlaggen en T-shirts van de regering uitdelen. ‘Yo hago patria’ staat er op deze shirts van het FSLN: ik bouw mee aan dit land. De massa vecht er bijna om.
Op het podium bij de Puente Larreynaga roept iemand door de microfoon: “Esta actividad es netamente católica”, dit is een katholiek feest. Het is niet de bedoeling dat anderen deze volksvreugde recupereren. FSLN-vlaggen zijn niet welkom, al duikt er af en toe toch één op.

Maar juist het FSLN stimuleert deze populaire uiting van volksgeloof: tijdens de patronale feesten van Managua, tijdens La Gritería en La Purísima… en ook vandaag.

En ook het Sandinisme zelf heeft zijn cultus en verering van helden en martelaren. Er is zelfs een officiële ‘Dia de Alegría’: 17 juni, de dag waarop dictator Somoza in 1979 het land ontvluchtte. Twee dagen later was de volksrevolutie een feit.

Met gevoel voor symboliek en theater kiest Daniel Ortega de blijde intocht van Kardinaal Brenes om – na dagen van geruchten – voor het eerst weer in het openbaar te verschijnen. Hij doet daarmee de nieuwe kardinaal al direct een wonder cadeau. “Op miraculeuze wijze heeft u mij uit de dood opgewekt”, grapt de president tegen de kardinaal, “want door velen was ik al dood verklaard”.

De kardinaal ondergaat het allemaal minzaam. Zelfs als hij zou willen, kan hij het volk en haar leiders niet intomen.

 

1Bron: Revista de la Academia de Geografía y Historia de Nicaragua, nr. 74, oktober 2013, gewijd aan het eeuwfeest van de kerkprovincie Nicaragua 1913-2013, p.73